Column: Jac Buchholz | Beeld: Peter Janssen
In den beginne was er duidelijkheid. Een pijnlijke, schurende duidelijkheid, maar wat van hogerhand was opgelegd liet niet veel te raden over. Er mocht opeens niet zo heel veel meer. Al viel het in vergelijking met andere volkeren wel mee. Maar in een klap waren de straten leeg en de kroegen en restaurants nog leger.
Van hogerhand werd alles nauwlettend gevolgd. Na twee maanden zag men niet dat het goed was, maar dat het een beetje beter ging. Dus kwam er de versoepeling. En met die versoepeling verwarring. En hordes Germanen.
Ze leken overal vandaan te komen, de oosterburen, namen de stad over. De stad was wat dat betreft wel wat gewend maar in andere tijden wordt ander gedrag verwacht. Daar hadden de Germanen die kwamen geen boodschap aan, die kwamen voor koffie en blikjes fris, voor andere boodschappen.
Dus kwam er van hogerhand een tegenoffensief waardoor de stad er een paar dagen later weer leeg en verlaten bij lag. Daarna durfden enkele en vervolgens steeds meer Germanen zich er toch weer te laten zien. Het werd als vanouds. De verwarring, die bleef.
Die verwarring is er nog steeds. Deels begrijpelijk want het volk, de volkeren worden geconfronteerd met een ongekend fenomeen, iets waar nog geen werkende strategieën voor (of is het tegen) zijn bedacht. Van hogerhand moet worden ingegrepen op een gebeuren waar ze nog geen echte grip op hebben. Dat verklaart een deel van de verwarring, maar niet helemaal.
Want waarom mag de Venlose voetbalsupporter opeens niet meer naar het stadion? Waar alles er op is ingericht om afstand te houden – zittend nog wel. Wil die supporter binnenkort naar de kermis, waar nog alles bedacht moet worden en waar mensen niet zitten maar door elkaar lopen, dan mag dat weer wel.
Waarom krijgen de restaurants, waar met passen en meten de gasten worden ontvangen, opnieuw de deksel op de neus en mag in de supermarkt alles en iedereen door elkaar banjeren? Dan vraag ik me af: wat is het verschil tussen de weekmarkt en een brocantemarkt?
Over neus gesproken, waar ze in andere landen over die neus en ook mond al heel lang een kapje dragen, werd dat in Nederland lange tijd als overbodig beschouwd. Door hogerhand. Tot voor kort. Want opeens lopen de lieden die de hogerhand vormen allemaal wel met zo’n ding op hun snufferd.
Tot slot, ook al kan ik nog wel even doorgaan, Nederland heeft code rood, de Germanen mogen feitelijk ons land niet meer in. Héél het land? Nee, twee provincies mogen wel nog worden bezocht en een ervan is Limburg. Handig, want je weet dat heel wat oosterburen op een dag als vandaag graag even komen buurten in Limburgse steden als Venlo.
Waar dan de plaatselijke hogerhand niet van is gediend, om het even zwart-wit te stellen. En dat die woorden het zwaarst wegen wordt bevestigd door een blik uit de raam op een vrijwel uitgestorven stukje binnenstad.