Column: Jac Buchholz | Beeld: Peter Janssen
Deze week ligt er een nieuw boek van Paul Seelen in de winkels, over horecagelegenheid Het Nationaal aan de Keulsepoort. Het zal bij veel Venlonaren ongetwijfeld herinneringen oproepen. Zelf heb ik die niet. Sterker nog, ik kan me het etablissement niet eens herinneren, terwijl ik toch al vijf of zes was toen er die fatale brand uitbrak. Waarvan ik wel vaker heb gehoord dat die echt niet het einde van het gebouw had hoeven te betekenen. Ze breken de Notre Dame toch ook niet af vanwege wat brandschade.
Maar ik had het over herinneringen. Die waren er in huize Buchholz vroeger ook volop. Pap en Mam kwamen er in de naoorlogse jaren regelmatig, in Het Nationaal, destijds ‘the place to be’. Ik zou er graag zelf ook eens binnen zijn gewandeld, even terug in de tijd. Zoals ik als jongeling altijd met plezier naar Sneevliet liep, die bakkerij aan de Kaldenkerkerweg, met die niet meer in gebruik zijnde lunchroom waar de echo van het fijne van de jaren vijftig nog volop rond schalde. En waar je de lekkerste kersenlinzenvlaai kreeg die ik ooit heb geproefd, maar dit terzijde.
Het Nationaal werd echter na de brand dus wel afgebroken. Paul Seelen vertelde in een interview dat uit de gesprekken die hij had gevoerd was gebleken dat dit onvermijdelijk was geweest – de hoogtijdagen van de zaak waren voorbij, de tijden waren aan het veranderen. De brave, dansende jongeren transformeerden tot hippies. Er moest vooruit worden gekeken. Dus werd Het Nationaal vervangen door een eigentijds gebouw. Wat een miskleun. Nog altijd een van de lelijkste gebouwen die Venlo rijk (ahum) is.
Maar niet het enige. Bleek al zo’n vijftien jaar geleden, toen de Venlonaren zich mochten uitspreken over de lelijkste locaties in onze stad. Als ik het me goed herinner stond de Roest-flat destijds met stip op één. Jazeker, genoemd naar de huidige gedeputeerde, voorheen Venloos wethouder, maar ooit uitbater van een fietsenzaak in betreffend gebouw. Dat onderdeel was van het na-oorlogse brugplan. Maar door de Venlonaren niet werd gepruimd. De Roest-flat is inmiddels verdwenen. De Nedinsco-toren werd toen ook als onooglijk omschreven. Gelukkig is die opgeknapt en blijven staan. Idem dito voor het Keizerstraatje, destijds eveneens een plek des aanstoots. En de nog niet opgeknapte Maasboulevard – die op dat moment overigens niet die naam had – kon ook op weinig enthousiasme rekenen.
Op diezelfde Maasboulevard bevindt zich tegenwoordig de Romertoren – nee, niet Römer, dat was iets heel anders – en wat mij betreft komt die bij een nieuwe uitverkiezing van lelijkste plek in de top drie te staan. Wat een afzichtelijk gebouw, valt totaal uit de toon. Een paar jaar geleden stond een Duitse bezoeker van onze binnenstad enkele meters van mijn voordeur vandaan het bouwwerk met afschuw in zijn ogen te aanschouwen. ‘Mijn God, hoe hebben ze dat hier neer kunnen zetten’, klonk het uit zijn mond terwijl ik langs liep. Waaruit maar blijkt dat Venlo gelukkig ook Duitsers met smaak trekt. Om misverstanden te voorkomen: die zijn er volgens mij heel veel, Duitsers met smaak, alleen lijkt het vaak alsof die Venlo te weinig weten te vinden.
De Romertoren. Ik vind het dus een lelijk gebouw. Zal niet iedereen met me eens zijn. Zoals je over wel meer plekken in Venlo kunt discussiëren wat de esthetische kwaliteiten betreft. Zoals je tevens een boom kunt opzetten over waarom bepaalde gebouwen moesten verdwijnen. Gebouwen die op social media nog regelmatig op foto’s voorbijkomen. Met over het algemeen lyrische commentaren. Zelfs als het om krotten en sloppen gaat. Ik begrijp het: weemoed en nostalgie spelen daarbij een belangrijke rol. Maar tijden veranderen en er ontstaan andere behoeften. En hoe mooi het terugblikkend ook lijkt – als het zoet het zuur heeft overwonnen – wonen in het Venlo van toen is mooier in gedachten dan in werkelijkheid. Al had Het Nationaal-gebouw wat mij betreft best mogen blijven staan.