Column: Jac Buchholz | Beeld: Peter Janssen
Als kleine jochies werden mijn broer en ik door pap meegenomen naar de Koel, thuisbasis van (FC) VVV. Dat was in de jaren zeventig. Nee, niet die legendarische oefenpot tegen Barcelona in 1976, althans, ik heb er geen herinneringen aan. Ja, van die foto waarop ‘De Koes’ de hand van Cruyff schudt. En de beelden van volgepakte tribunes – mensen zaten zelfs op de daken van die tribunes. Moet je nu eens proberen.
Wat ik me wel herinner is de sensationele overwinning – en bijbehorende promotie – in Wageningen in diezelfde periode. Nee, ik was er niet bij, we zaten thuis aan de radio gekluisterd. Direct na afloop van de wedstrijd ging de telefoon. De joekskapel, waar pap en ook ik lid van waren, maakte zich gereed om voor een feestelijke terugkeer in Venlo van het VVV-team en staf te zorgen. Maar zonder mij. Die terugkeer werd pas rond middernacht verwacht en dan behoorde ik gewoon in bed te liggen. Echt vrolijk werd ik die avond niet meer.
Seizoen na seizoen volgde. Of ik iedere thuiswedstrijd in De Koel was, weet ik niet meer, maar wel veel. Een seizoenkaart hadden we niet, kaartjes kochten we op de dag zelf bij het sigarenwinkeltje van Jan Klaassens op de Parade, of op weg naar de wedstrijd bij de sigaren/snoepwinkel bovenaan de Leutherberg.
Ja, in de tweede helft van de jaren tachtig, na een periode van succes, durfde ik het wel aan, die seizoenkaart. Prompt volgde aan het eind van het seizoen degradatie. Toch bleef ik nog regelmatig gaan, ook na 1995, toen er een sombere periode aanbrak in de eerste divisie en er amper mensen op de tribunes zaten. Na de eeuwwisseling kwam er wat mij betreft de klad in en werden de bezoeken aan De Koel sporadisch. Andere bezigheden.
Amper, sterker nog, geen mensen op de tribunes dreigde ook het scenario voor het begin van het komende seizoen te worden. Niet omdat VVV troosteloos in de onderste regionen van de eerste divisie verblijft – nee, de club houdt al enkele jaren moedig stand in de eredivsie – maar vanwege dat vervelende virus.
Het virus dat ervoor zorgde dat het afgelopen seizoen voortijdig werd afgebroken. In andere landen zijn ze inmiddels wel weer aan het voetballen geslagen. Voor lege tribunes. Alsof we naar een wedstrijd van Oranje uit de jaren zeventig tegen de DDR zitten te kijken. Ik heb het geprobeerd, maar vind het niks. Misschien ook omdat ik normaal gesproken evenmin uitgebreid naar buitenlands voetbal kijk – dat volg ik vooral via de krant.
Voetbal zonder publiek, het is niet fijn. Maar dat er dan poppen op de tribune worden gezet en gejuich uit een blikje wordt gehaald vind ik net zo min te hachelen. Het is als die nagesynchroniseerde Duitse films en series: of je nu Tom Cruise, Brad Pitt of Roger Moore als James Bond voorbij ziet komen, ze hebben allemaal dezelfde stem.
Zo klinkt bij voetbal nu bij iedere wedstrijd hetzelfde soort gejuich, of je nu naar Liverpool, Getafe of Saarbrücken kijkt. Maar er is hoop, nog wel dankzij onze voormalige Börger Baer, opperhoofd van de veiligheidsbazen. Hij denkt dat het moet kunnen, in september publiek bij het voetbal. Geen volgepakte tribunes, maar toch, het is al iets.
Bij VVV wordt dan weer echt gejuicht. En gezongen, aangemoedigd. Op een manier die past bij de club. We horen weer ‘Ave VVV’. En misschien zelfs wel ‘Heeeeeeeeej hup, scheiven drek, haor op de …’.