Column: Jac Buchholz | Beeld: Peter Janssen
Laat ik de lezer even mee terug nemen in de tijd, naar pakweg eind maart. Ik wandelde toen dagelijks door een surrealistische wereld. Lege straten in de Venlose binnenstad, uitgestorven straten. Als dat op eerste kerstdag het geval is zeg je prima, maar nee, toen was het niet leuk. Wel was er de rust, al duurde die te lang. Was er de duidelijkheid. Anderhalve meter was toen eerder tweeënhalve meter dan vijftig centimeter, of minder.
In mei verdween die duidelijkheid en sindsdien is chaos een beetje troef. De ene deskundige beweert iets, de andere beweert iets anders of zelfs het tegenovergestelde. En dan waren en zijn er nog allemaal die niet-deskundigen die avond aan avond een podium krijgen omdat talkshows geen journalistieke producten meer zijn maar fungeren als kijkcijferkanonnen. Zet er een spraakmakende gast neer die lucht lult en hieperdepiep, de volgende dag is er een hoerastemming op de burelen van de directie.
Momenteel staat het mondkapje centraal. De ene expert vindt het helemaal niets, de andere expert zegt ‘doen’ en een derde zit er tussen in. Wat de leken betreft idem, maar daar luister ik dus überhaupt niet naar. Rotterdam gaat nu aan het mondkapje, Amsterdam ook. Als het ergens druk is tenminste. En Den Haag dan? Of Utrecht? Of Venlo? Als alle doomscenario’s kloppen is het in de Venlose Houtstraat vaak niet pluis. Daar botsen de mensen tegen elkaar op. Lomstraat en Gelderse Poort eveneens. Nu worden daar wel mondkapjes gesignaleerd, maar de dragers zijn zwaar in de minderheid. Is het schijnveiligheid, zo’n mondkapje? Is het schijnheiligheid, zo’n mondkapje? Beschermt het anderen tegen jezelf of ben je alleen maar schijnheilig als je dat denkt?
Laat ik de winkelstraat even voor wat hij is. De verpleeghuizen dan. De eerste maanden van de coronacrisis smeekten ze om tests, om beschermende middelen. Die waren er toen niet of althans, niet in voldoende mate. Waardoor, zo riep de sector, personeel ziek werd, bewoners van verpleeghuizen ziek werden en overleden. Dat was in ieder geval de teneur van de berichtgeving.
Diezelfde berichtgeving oppert nu de mogelijke komst van een tweede golf, wat dat ook betekent. Er wordt weer naar de bekende maatregelen verwezen. En er is de discussie over de mondkapjes. Mijn moeder zit in een Venloos verpleeghuis en dus hebben we gevraagd of er bij zorg van dichterbij dan anderhalve meter een mondkapje kan worden gedragen door het personeel. Het antwoord was nee, niet ons beleid. Als familieleden moeten we het overigens wel. Wat ik vreemd vind. Het personeel van dat verpleeghuis gaat ’s avonds ook weer de deur uit, ontmoet – geheel terecht – andere mensen. Gaat misschien wel op vakantie naar Kroatië, naar Barcelona. Net als familieleden. Waarom dan andere regels hanteren? Baat het niet dan schaadt het niet, zou ik zeggen.
Terug naar de winkelstraat, waar per stad, per locatie dus ook verschillende regels zijn. Waarom wel mondkapjes in Amsterdam en Rotterdam, waarom niet in Utrecht en Venlo? De geleerden hebben er geen eenduidig antwoord op. Dan kun je het flauwekul vinden en zo’n mondkapje belachelijk maken – wat mag. Of waar nodig het zekere voor het onzekere nemen, zoals ik dat doe. Liever met een mondkapje bij moeder dan in beschermende kleding bij een doodzieke moeder. Neem van mij aan, het is een kleine moeite en went snel. Als het binnenkort in de Venlose winkels moet, doe ik het ook. En als ooit blijkt dat het mondkapje als beschermingsmiddel grote onzin was, dan word ik te zijner tijd graag meewarig nagestaard. Ik blijf zelfs even staan als dat genoegdoening oplevert.