Column: Jac Buchholz | Beeld: Peter Janssen
Voor mijn professie kom ik met enige regelmaat in Roermond. Zo ook vorige week. Ze hebben daar een nieuwe, zij het tijdelijke burgervader. Daar ging ik mee in gesprek over de invulling van zijn klus-voor-een-jaartje. Ik zal er verder niet over uitweiden, het resultaat is binnenkort elders te lezen.
Naar stadscentra reis ik bij voorkeur met de trein – als die rijdt, tenminste. Scheelt een hoop gedoe met het zoeken naar een parkeerplaats en onderweg kun je een beetje lezen – naar Roermond is het inderdaad maar een beetje. Dus vorige week ook, tussen de stakingen door. Ik stak de binnenstad door en liep via de fraaie Swalmerstraat richting het stadhuis. Ik was bijna bij mijn bestemming toen er iets in mijn oog sprong. Twee Stolpersteine. Wie bekend is met dat fenomeen weet meteen welke vreselijke gebeurtenissen zich op die plek zo’n 80 jaar geleden hebben afgespeeld. Joodse mensen, koppels, gezinnen, bruut uit hun huis gerukt om nooit weer terug te keren, een vreselijke dood als levenseinde. De Stolpersteine zijn bedoeld als herinnering aan de slachtoffers van de wandaden van de Nazi’s.
In Venlo werden een klein jaar geleden op diverse locaties ook Stolpersteine onthuld. Hier eveneens Joodse inwoners van het ene op het andere moment naar buiten gesleurd en gevangen gezet met een zekere dood in het vooruitzicht. Onze nieuwe Stadsdichter Sef Derkx schreef er op deze site een van zijn eerste gedichten over.
De Venlose Stolpersteine, zo heb ik gemerkt, worden nog niet breed gedragen. Sommigen weten niet dat ze er zijn – soms liggen ze verborgen onder hordes fietsen – anderen kennen het begrip niet. Hoewel klein van omvang zijn ze groot van betekenis. Belangrijk omdat ze, net als andere herinneringsuitingen, mensen wijzen op gebeurtenissen die wat verder teruggaan dan hun eigen levensaanvang maar daarmee niet minder urgent of minder waar zijn. Gebeurtenissen waarvan we zouden moeten leren, maar dat niet doen. Wellicht tijd voor een educatief project…
Breder gedragen in het Venlose – ik geeft toe: het is een wel heel banale overgang, appels en peren tot de zoveelste macht – is de frietkraam van Petatte Wiel. Die gaat verdwijnen en dat is jammer. Ik kan me niet anders herinneren dan dat hij er was, die kraam. Op een steenworp van onze woning, aan de oude haven. Zelf ben ik niet zo van de frituur, maar ik heb er ongetwijfeld wel eens een frietje of iets dergelijks van gegeten, van Petatte Wiel. Zoals zo veel Venlonaren. En Duitsers. Hordes Duitsers die, toen de Maas- en Havenkade nog doorgaande weg waren, even hun auto aan de kant van de weg bij de oranje-witte kraam parkeerden om vervolgens met geurige gerechten in de armen weer in te stappen, Heimwärts.
De frietkraam van Petatte Wiel is inmiddels dicht en verdwijnt binnenkort, na drie generaties en meer dan 60 jaar. De eerste dreiging was de komst van de Maasboulevard; verhuizing bracht uitkomst. Maar na enkele jaren van rust op de nieuwe locatie was de dreiging van verdwijning er opnieuw. Die is nu dus definitief. Het is de vooruitgang, zo zal deze of gene stellen. Vooruitgang brengt verandering, vernieuwing, niets blijft. Hoe het ook zij, met het verdwijnen van de frietkraam van Petatte Wiel, verdwijnt een stukje na-oorlogs Venloos erfgoed. De Maas- en Havenkade zullen nooit meer hetzelfde zijn.