Column: Jac Buchholz | Beeld: Peter Janssen
Het ging op dit medium een week of wat geleden over het Rosarium. Uniek stukje Venlo, de rust van een rozentuin op een steenworp afstand van de stadse drukte. Helaas wordt het élan van het Rosarium de laatste jaren steeds vaker aangetast door zuipende schooiers en ander hersenloos gepeupel. Gelukkig houdt de buurt de ‘verroepzakking’ binnen de perken.
Iets noordelijker, aan de rand van de binnenstad, ligt nog zo’n unieke locatie, het Wilhelminapark of villapark, een parkje in Engelse landschapstuinstijl, omzoomd door majestueuze villa’s – ooit lag er, als onderdeel van de vestingswerken, Fort Ginkel. In het midden van het park ligt een kleine sleutelgatvormige vijver met daaroverheen een nostalgisch bruggetje. Decor van ik weet niet hoeveel bruidsreportages, die van mijn ouders inbegrepen.
Rondom het park liggen villa’s in uiteenlopende stijlen. Zoals wat ik in gedachten altijd het Swiebertje-huis noem. Als ik er langs loop dan zie ik bij wijze van spreken de Swiebertje-burgemeester in de salon achter zijn bureau zitten, in zijn parmantig omhooggehouden hand een sigaar, luisterend naar het gemurmel van Bromsnor. In de souterrainkeuken doet Swiebertje zelf een ‘kopj’n koffie’ bij huishoudster Saartje. Overigens is de echte naam van het huis Villa Kakelhof – wat dan weer meer aan Pippi Langkous doet denken – waar die in de beginperiode Villa Paulina was.
Zo zal iedere villa rondom het Wilhelminapark, die zijn gebouwd vanaf de jaren negentig van de negentiende eeuw tot de jaren dertig van de vorige eeuw, zijn verhaal hebben. Het meest benieuwd ben ik de afgelopen maanden geworden naar de tegenover Villa Kakelhof gelegen villa waarvan ik de stijl als koloniaal-Amerikaans zou willen omschrijven. Hij zou zomaar in de staat Louisiana kunnen staan.
Alleen al de architectuur is bijzonder, met een verhoogd bordes en de imposante zuilen die een over de gehele voorgevel lopend balkon ondersteunen. De villa lag een tijd lang leeg, zag er wat onderkomen uit. Maar dat is aan het veranderen. Want de imposante woning wordt momenteel ingrijpend gerestaureerd.
Daar was ik nieuwsgierig naar, naar de restauratie, los van het verhaal van de villa. Ik zag er een mooi artikel in. Dus benaderde ik de aannemer. Geen reactie. Vervolgens de architect. Die deed navraag en wat bleek: de eigenaar gaf niet thuis. Kan. Bescheiden mens, blijkbaar. Maar toen waren er de social media, waar opeens een recente foto van de villa opdook. Op een manier waarvan ik dacht: dus dan ben jij de eigenaar. Ik legde wat puzzelstukjes bij elkaar en die leken te passen. Die eigenaar is volgens mij een ondernemer met een achternaam die heel veel lijkt op diverse andere villabewoners in de buurt. Geen Venlonaar van oorsprong maar hier inmiddels dusdanig goed geworteld dat hij niet misstond bij een van Venloos belangrijkste culturele evenementen.
Een man die als bescheiden wordt getypeerd. Mocht hij te bescheiden zijn om zelf in mijn artikel te figureren, dan ga ik graag met bijvoorbeeld de architect over historie en aard van de verbouwing in gesprek. Ik heb wat betreft, om het wat on-Venloos onbescheiden te stellen, een aardige referentielijst. Waarop onder meer het Rijksmuseum, Scheepvaartmuseum, de Hermitage, in diezelfde stad de Joodse Synagoge, de Oude Kerk, de Waag en het Concertgebouw. Het stadhuis van Rotterdam, de Nieuwe Kerk in Delft, het Mauritshuis in Den Haag, Paushuize in Utrecht en noem maar op. Nog onlangs struinde ik door de twee eeuwenoude panden aan de Markt in Venlo.
Nu hoop ik op een dag ook het verhaal van voornoemde villa aan het Wilhelminapark op te kunnen schrijven. Het verhaal van een monument. En monumenten, die zijn historie. Historie is iets wat ons verbindt. Historie is van de gemeenschap. En dus van iedereen.