Vandaag precies 50 jaar geleden, op 26 februari 1971, opende het Open Ontmoetingscentrum (OOC) de deuren aan de Heutzstraat. Een belangrijk moment in de geschiedenis van de Venlose jongerencultuur, maar vooral ook de start van het fenomeen poppodium in deze stad.
Tekst: Rob Buchholz | Beeld: Rob Buchholz
Om dat bijzondere moment te herdenken is op de drie locaties van de Venlose poppodia (OOC, Perron55 en Grenswerk) een speciale posterexpositie onder de naam ‘Waarom knip je dat haar niet af’ te zien. Om aan de expositie een dosis beleving toe te voegen, maakte journalist/muzikant Peter Beeker een driedelige podcast (te vinden via QR-codes bij de drie locaties). Daarin spreekt hij met Sjaak Peeters, Marcel Tabbers en Tim Gaal over de historie en ontwikkeling van de rebelse en tegendraadse jongerencentra die uitgroeiden tot professioneel gerunde en volwassen poppodia. “Door het maken van de podcast hoop ik dat het meer is dan posters en affiches kijken,” aldus Beeker. “Het doel is om de mensen als het ware mee naar binnen te nemen. Wie langs de drie panden wandelt, maakt dankzij de posters en de podcast een reis door de tijd. De gebouwen van OOC (Heutzstraat) en Perron55 (Kaldenkerkerweg) staan nog overeind en hebben nu een andere functie. Maar hey, we kunnen nu zelfs niet bij Grenswerk naar binnen. Aangezien de mensen nu toch weinig vertier hebben en het mooi weer is, zeg ik: maak die wandeling langs drie bijzondere plekken.”
Tijdsbeeld
Het idee voor deze driedelige podcastserie is afkomstig van Grenswerk-programmeur Johan Hauser. Iedere afdeling duurt ongeveer 10 minuten. Beeker: “Het plan van Johan kwam vrij laat en ik moest effe checken of het te combineren was met mijn werk. Dat lukte en het was gaaf om te doen.” In de eerste aflevering staat Sjaak Peeters centraal. Vrijwilliger bij het OOC en tevens maker van diverse affiches bij het jongerencentrum. “Sjaak heeft me meegenomen in zijn werk als zeefdrukker. Dankzij de posters van het OOC is hij nog aangenomen op de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam. Hij had zijn eigen stijl en vergelijkt die in de podcast met andere stijlen die jaren later voor het Venlose jongerencentrum werden gemaakt. Bijvoorbeeld door Rob Frey. Dat was weer heel anders. De affiches passen bij een bepaald tijdsbeeld. Sjaak was meer psychedelisch georiënteerd en gebruikte technieken die bij deze kunstvorm passen. Het werk van Rob dateert uit late jaren 70 en sluit meer aan bij het tijdperk van Punk en New Wave. Het is ruwer.”
Welzijnsstichting
De ouders van Peeters hadden een bakkerszaak in de Heutzstraat. Een straat waar in de jaren 70 veel meer ondernemers waren gevestigd. “Er was een goede harmonie tussen beide partijen,” zo vervolgt Beeker zijn verhaal. “De winkeliers vonden het gaaf om de affiches in hun etalage te hangen. Het was een sfeer die paste bij die tijd. De onrust begon pas later. Eind jaren 70 en zeker in de jaren 80 kreeg het OOC een minder positieve naam.” Door het verval en de problemen was verhuizen de enige optie. Het jongerencentrum viel sinds eind jaren 80 onder de Welzijnsstichting. Een stap die gevolgen had voor de organisatie en eerste stappen op weg naar professionalisering. De tijd van louter vrijwilligers was voorbij. Hoewel de uitdrukkelijke wens bestond een nieuw pand in het Venlose centrum te betrekken, moest het nieuwe poppodium genoegen nemen met een plek aan de Kaldenkerkerweg. Nog iets verder van het centrum. Peter Beeker sprak er over met Marcel Tabbers. “Het was vooral ook een goedkoop en eenvoudig gebouw wat nooit echt door veel Venlonaren omarmd is, maar dankzij de mensen die er in die ruim 20 jaar actief waren wel belangrijke stappen op weg naar professionalisering heeft gezet.”
Volwaardig poppodium
Tabbers was teamleider en speelde volgens Beeker een belangrijke rol in de ontwikkeling van jongerencentrum naar volwaardig poppodium. “Er kwamen daardoor meer subsidies vrij. En meer geld betekende betere faciliteiten voor de artiesten, maar ook het boeken van bekendere acts. Hoewel er meer activiteiten plaatsvonden, werd in de loop der jaren het fenomeen poppodium hun core-business.” Toch bleef de status van Perron55 lastig, zo weet Beeker uit eigen ervaring. “Ik mocht er vaak optreden. Dat vertelde ik aan vrienden, maar hun reactie was vaak negatief en ze zeiden: ‘We komen niet naar die drugstent.’ Pijnlijk, want er gebeurde zoveel fantastische dingen in het Perron. Ik heb er de War on Drugs zien optreden. Er waren toen nog geen 25 mensen in de zaal. Ze waren toevallig in de buurt. Tegenwoordig speelt die band in de ZiggoDome. Het was echter vooral belangrijk als plek waar creatieve jongeren hun ei kwijt konden. Om te repeteren. Met film bezig te zijn. Iets te organiseren of wat dan ook. Dat werd in die tijd nog wel eens onderschat. En dat was niet terecht.”
Andere rol
Ook Tim Gaal was al actief bij Perron55. Eerst als vrijwilliger, later als programmeur. Nu is hij directeur van Grenswerk en vertelt in het derde en laatste deel van de podcastserie zijn ervaringen. Beeker: “Er is in de laatste jaren voor de verhuizing naar het nieuwe poppodium flink gediscussieerd over de locatie van Grenswerk. Tim speelde daarin een belangrijke rol. Het doel was een plek in de binnenstad. Daarin zijn ze geslaagd en dat heeft vooral te maken met die professionalisering die vanaf het begin bij Perron55 al werd ingezet. Gemeentes kijken tegenwoordig met andere ogen naar poppodia. Het landschap van popmuziek is veranderd. Er is een grote doelgroep. Een podium is nu een plek voor alle leeftijden en alle subgroepen uit de maatschappij. De jongere die muziek en kunst aan het ontdekken zijn, hebben er een plek. Maar ook de liefhebber van bijvoorbeeld een Eagles Tributeband voelt zich thuis in Grenswerk. Mijn vrienden komen nu wel naar mijn shows kijken. Ha ha ha. Er wordt door het publiek meer verwacht van zowel accommodatie als artiesten, maar datzelfde geldt ook andersom. Een poppodium moet tevens een warm zijn voor muzikanten en kunstenaars.”
Thuisgevoel
En daarin slagen de mensen die actief zijn bij Grenswerk bijzonder goed, zo weet Beeker uit eigen ervaring. “Dat is dus al begonnen bij het Perron. Daar was je welkom. Als artiest wist je en voelde je dat er professionals aan het werk waren. Dat was anders dan spelen in een kroeg. Er stond een geluidsman voor je klaar. Iemand die het licht regelde. Zo kun je als muzikant volledig de aandacht richten op de eigen show. Ja, geloof me als ik zeg dat het ook anders kan. Wij zijn met onze band Ongenode Gasten wel eens bij poppodia in het land aangekomen en daar voelden we ons zeker niet thuis. Ze gaven je alleen maar het gevoel lastig of overbodig te zijn. Gezeik over de plek waar het busje geparkeerd stond, niemand om je te helpen of te woord te staan. Dan is de avond eigenlijk al mislukt en loopt een show vaak ook niet lekker. Bij zowel Perron55 als bij Grenswerk krijg je echt het gevoel welkom te zijn. Daardoor kun je als muzikant ook groeien. Je hebt een plan en de reactie in Venlo is altijd: dat gaan we regelen. Dat is echt heel bijzonder.”
Zomerparkfeest
Beeker heeft het belang van een poppodium voor een stad dus zelf aan den lijve ondervonden. “Kijk naar de start van het OOC. Ja, ik ben daar zelf als jong mannetje nog twee keer geweest, maar kan me daar weinig van herinneren. Maar door de mensen die daar actief waren is er een kettingreactie in de tijd ontstaan. Het eerste Zomerparkfeest vond in de Heutzstraat plaats en werd door de vrijwilligers van het OOC georganiseerd. De lokale bands uit de jaren 70 en 80 hadden al een podium. Over de verdere groei en ontwikkeling gaat dus deze podcastserie.” Beeker weet dat als deze groep vrijwilligers niet in 1971 met het OOC was begonnen, er in de loop der jaren vast iemand anders was opgestaan. “Laten we het ook weer niet groter maken dan het is. Bijna iedere stad en dorp in Nederland heeft wel een podium. Het is echter wel essentieel dat het er is. Als we dit in Venlo niet hadden, zouden de gevolgen desastreus zijn. Jongeren vertrekken dan misschien eerder uit hun geboortestad. Ik heb het zelf ook ondervonden. Vanuit Venlo kun je als muzikant groeien. Dankzij de aanwezigheid van dit poppodium. Al vijftig jaar lang.”