Op 27 maart is het 50 jaar geleden dat Venloos Straot Orkes (V.S.O.) Ut Hetje werd opgericht. Aanleiding: het Boerebroelofsgezelschap van het Ut Gulde Schinkegilde liep in 1973 als ‘ermen tak’ mee in een vrijwel muziekloze boerebroelofsoptocht. Dat moest anders, zo besloten diverse binnenstadondernemers uit het gebied rondom de Kwartelenmarkt en Jodenstraat. Dus werden er instrumenten gekocht, werd Harry Bouguenon – voormalig kapelmeester van de Limburgse Jagers – als dirigent aangesteld en volgde zo’n half jaar later het eerste optreden.
Tekst: Jac Buchholz, Rob Buchholz | Beeld: Gemeentearchief Venlo, Archief Hans Wolters, Archief VenloVanbinnen
Jan Klein, het enige nog actieve lid van Ut Hetje dat er vanaf de oprichting bij is, herinnert het zich nog goed. Het was vastelaovesdinsdag 1973 en na de optocht was het gezelschap van Ut Gulde Schinkegilde neergestreken in een van hun stamcafés in de buurt, ’t Schinkemenke van Heinz Duisters (toen nog aan de Kwartelenmarkt/Beekstraat, later aan de Jodenstraat, red.). “Er werd een beetje gemopperd over de kwaliteit van de optocht en mijn vader Piet zei op een gegeven moment: ‘en de meziek waas auk kloëte’. Die muziek was er namelijk nauwelijks, we liepen er als Jan Doedel bij. Op een gegeven moment liepen we over de Vleesstraat en zagen daar een man met een kinderwagen met luidsprekerboxen eraan bevestigd. Heb ik die maar gevraagd een stuk met ons mee te lopen.”
Kapelmeester
Na de opmerking van Piet Klein keek Jan Leusen, postzegelhandelaar aan de Jodenstraat, eens rond in het gezelschap en maakte de opmerking dat ze dan zelf maar een muziekgezelschap moesten oprichten. Hij vroeg diverse aanwezigen of ze daarvoor in waren. De meesten zeiden ja, waarschijnlijk met het idee dat het daarbij zou blijven. Klein lacht: “Maar dat was dus niet zo. Leusen was op dat moment voorzitter van de fanfare in Hout-Blerick en had zo zijn contacten. Dus niet lang na de vastelaovend liep hij bij mij, bij kapper Henk Buchholz en bij Geer van de Veer van ’t Versierhoès naar binnen met een lijstje. Hij had bij Schreeven in Nijmegen instrumenten besteld, of we die met een paar man konden gaan ophalen. Daarna kwam hij met Harry Bougeunon op de proppen, voormalig kapelmeester van de Limburgse Jagers. Want nee, niemand kon een noot spelen.”

Oprichtingsvergadering Ut Hetje met tweede van rechts Jan Klein en helemaal rechts Harry Bouguenon
Baer de Woers
Niet lang daarna, op 27 maart 1973, vond vervolgens de officiële oprichting van Ut Hetje plaats in de woonkamer boven de kapsalon van Buchholz. Waar kwam die naam vandaan? Werner Peters (oud-voorzitter en tegenwoordig erelid) en Hans ‘Wolly’ Wolters (nog altijd actief) die zich enkele maanden later bij het gezelschap aansloten, weten dat Geer van de Veer die voorstelde. “Net zoals Geer met de suggestie voor een kostuum kwam, dat van Baer de Woers, bekend stadsfiguur uit het verleden en bewoner van het Hetje.” En dat Venloos Straot Orkes? “Hans Wolters kijkt even peinzend voor zich uit. “Dat kwam ook van Geer. Of van Henk Buchholz, dat weet ik niet meer precies.” Peters en Klein knikken. “Het woord joekskapel was destijds nog niet ingeburgerd, dat kwam pas na een tijdje, toen de ene na de andere joekskapel werd opgericht. Er was in die tijd, nog voordat wij werden opgericht, één ander soortgelijk gezelschap, muzikanten die met vastelaovend onder de naam Good Hard bijeenkwamen, maar die daarna weer hun eigen weg gingen.”
Borreltje
Op de vraag hoe ze een zo aansprekende dirigent als Harry Bougeunon wisten te strikken, reageren de drie mannen met een lach. “Harry lustte graag een borreltje. Dus zorgden we dat er een fles koud lag in de ijskast van ons eerste repetitielokaal, de drukkerij van Smits & Pennaerts aan de Jodenstraat. Ja, dat was tegelijk zijn honorarium.” Overigens moest in die periode de repetitie wel eens worden gecanceld, weet Klein zich te herinneren. “Als er een order voor rouwdrukwerk lag, dan moest die meteen worden uitgevoerd. Dan gingen we dus op dinsdagavond – toen en nog altijd onze vaste repetitieavond – maar naar de kroeg. Vond niemand erg.”
Eerste optreden
Vol goede moed gingen de muzikanten aan de slag. Waarbij Bougeunon de muzikanten in spé zowel als groep als individueel de eerste beginselen van het muziek maken bij bracht. Hij schreef zelfs een speciaal oefenstuk voor het gezelschap, Etude in Es. Maar dat was niet echt aan de musici besteed. Toch ontstond er na enkele maanden al een klein repertoire. En werd het eerste optreden een feit. Jan Klein: “Huub Schell had een nieuwe luifel laten aanbrengen tegen zijn bistro aan de Kwartelenmarkt. Voor ons een mooie aanleiding een serenade te gaan brengen. We kenden toen drie nummers: Lang zullen ze leven, Schöne maid en We hebben dorst en we hebben niks te drinken.” “Dat optreden was bij ons tegenover”, merkt Werner Peters op. “Het leek me wel leuk om mee te doen, dus ben ik naar buiten gelopen en heb me aangemeld.” Ook Hans Wolters voegde zich in die tijd bij Ut Hetje.

Repetitie in de beginperiode in de drukkerij van Smits & Pannaerts
Graag geziene gasten
Beide heren waren dan ook van de partij bij een volgend optreden. Peters en Wolters kijken elkaar aan. “Wellicht dat er nog iets tussen zat, maar volgens ons waren de vastelaovesoptochten van 1974 de eerste officiële optredens daarna. Harry Bougeunon liep toen ook nog mee; hij speelde klarinet.” In die periode begonnen ook de hoogtijdagen van de joekskapellen. De enigszins ongeorganiseerde muziekgezelschappen waren graag geziene gasten bij uiteenlopende evenementen en niet alleen met de vastelaovend. Maar ook tijdens de palmhöltjes- en Sintermerte-optocht, en eveneens bij andere gelegenheden in de loop van het jaar.
Blote billen
De heren noemen verder een groot evenement eind 1974 waar ze acte de présence gaven. “Dat was het Joekskapellenconcours, georganiseerd door de fanfare. Met een echte puntenverdeling. Het net opgerichte Kappes Kook won, wij werden derde. Kappes Kook heeft vervolgens de organisatie overgenomen en er het Joekskapellenbal van gemaakt, heel wat jaren een succesvol evenement.” Een andere herinnering is die van een trip naar de wijnfeesten in Altenahr. “We kwamen daar aan en stopten naast een bus met dames die al een tijdje aan het feesten waren. Die lieten spontaan hun blote billen zien. Dus wisten we dat we goed zaten.” Vol goede moed ging het gezelschap daarna een café binnen om daar een stukje muziek te maken. Het café bleek echter gesloten. “De kastelein vond het echter geen probleem. Hij maakte zijn zaak weer open en verhoogde meteen de bierprijs met een kwartje. Hij had tenslotte live muziek, weliswaar met ons al enige gasten, ha ha.”
Beschermwiëf
Harry Bouguenon vertrok vervolgens om plaats te maken voor Giel Hovens die zijn vrouw en dochter meenam. Ondertussen hadden ook diverse kinderen van de oorspronkelijke leden zich bij Ut Hetje aangesloten. Werner Peters: “Net als Harry Bougeunon, die ons muziek maken bijbracht, hebben Giel en zijn vrouw Fien veel voor ons betekend. Ze stemden de nummers op de muzikanten af.” In die periode werd ook Fien Klein, moeder van Jan, beschermvrouwe van Ut Hetje. “Of beschermwiëf, zoals we zeiden”, grijnst Klein. Hij kan zich niet meer precies herinneren waarom er een beschermvrouwe werd gekozen, maar heeft wel een vermoeden. “Mijn vader was net overleden. Waarschijnlijk wilden ze haar op die manier er toch bij blijven betrekken.”
Einde deel 1, deel 2 volgt morgen, donderdag 16 maart