70 jaar Molukse gemeenschap: “Ik ben me meer Molukker maar zeker niet minder Venlonaar gaan voelen”

9 augustus 2021

VenloVanbinnen beschouwt met een korte serie portretten ’70 jaar Molukse gemeenschap in Nederland’ vanuit Venloos perspectief. In dit deel Chris Thenu (57), inmiddels een wandelende encyclopedie wat de geschiedenis van de Molukken betreft. “Aan het vertrek van de KNIL-soldaten naar Nederland ging een ingewikkeld politiek spel vooraf dat ik nog steeds niet helemaal begrijp.”

Tekst: Jac Buchholz | Beeld: VenloVanbinnen

Het dorp waar je familie vandaan komt alsook die familie zelf ligt dan weliswaar duizenden kilometers ver weg, ze zijn voor de in Nederland wonende Molukkers toch altijd dichtbij. Chris Thenu, telg van de tweede generatie, beaamt dat. “Ik heb bijvoorbeeld vrijwel dagelijks contact met het dorp waar wij vandaan komen, Hutumuri. Via social media.” Hij heeft het dorp ook twee keer bezocht en dat voelde als thuiskomen, geeft hij aan. “Dat geldt overigens ook voor Venlo”, lacht hij. “Maar toen we na dat tweede bezoek, ik was toen samen met mijn gezin, besloten nog een paar dagen naar Bali te gaan, voelden zelfs mijn kinderen iets van heimwee naar Hutumuri.”

Broederschap
Begin met Chris over de Molukken en je raakt niet uitgepraat. Hij praat er vol passie over, met veel kennis over de historie. Kennis die eeuwen ver terug gaat, zo blijkt als hij tijdens het gesprek over de broederschap begint. Een verbond tussen drie broers, in de Portugese tijd gesmeed op het eiland Ceram. “Het moedereiland. Hoewel de families uiteindelijk in drie verschillende dorpen terecht kwamen, staat de band nu nog steeds recht overeind. De familie van Giovanni van Bronckhorst, voormalig international en oud-speler en –trainer van Feyenoord, maakt ook deel uit van die broederschap. Als we elkaar tegenkomen, noemen we elkaar ook ‘bongso’, wat zoiets als ‘broeder’ betekent. De band is zo sterk dat leden van de broederschap niet met elkaar mogen trouwen.”

Verraad
Ook Chris’ ouders – vader Filip en moeder Maria – kwamen in 1951 naar Nederland. Dat zijn vader, die als KNIL-soldaat voor Nederland had gevochten, aan boord van het schip waarop ze reisden al werd gedemobiliseerd en niet lang daarna zijn ontslag kreeg – bij vertrek was daar geen sprake van – emotioneert Chris nog steeds. Het is het verraad van en de minachting voor hun ouders door de Nederlandse regering wat ook door de tweede generatie diep werd gevoeld. “Je moet je voorstellen dat onze ouders zich als Nederlanders zagen. Koningin Wilhelmina had jaren eerder ook nog haar steun aan de Molukkers uitgesproken. Toen onze ouders vertrokken was de RMS, de onafhankelijke Molukse Republiek al opgericht, maar niet erkend door de Indonesische president Soekarno. Maar dat zou een kwestie van tijd zijn, zo werd ze gezegd. Ze zouden op korte termijn kunnen terugkeren.” Maar dat gebeurde niet en dat was de Nederlandse overheid bekend. Er is destijds volgens Chris een ingewikkeld politiek spel gespeeld. “Geloof me, ik heb me er uitgebreid in verdiept, maar begrijp het nog steeds niet helemaal. De Nederlanders spraken op een gegeven moment van integratie, onze ouders zagen het als assimilatie. Ik denk dat de belangen van Nederland om Soekarno te vriend te houden heel groot waren.”

Liedjes schrijven
Zijn ouders kwamen met de Groote Beer naar Nederland, arriveerden in mei 1951 in Amsterdam en kwamen via het kamp in Blerick terecht in Hagerhof, waar een Molukse wijk ontstond. Daar werd Chris geboren, als jongste in een gezin met zes kinderen. Hoewel het aanpoten was – Chris vertelt dat zijn vader de eerste jaren van het verblijf in Nederland niet eens mócht werken – kijkt hij terug op een onbezorgde jeugd. “Er hing altijd een goede sfeer thuis. Alles leek ook te kunnen, al heb ik later ontdekt dat het niet zo vanzelfsprekend ging als ik als kind dacht.” Hij ging naar de School met de Bijbel, vervolgens naar het Rijks, later Den Hulster. Hij ging op voetbal en doorliep in zijn jeugd alle eerste elftallen. “Ja, ik kon aardig voetballen, maar hield niet zo van trainen.” Muziek maken deed hij ook. “Dat zit in mijn bloed. Op m’n achtste kreeg ik een gitaar en begon ik liedjes te schrijven. Eerst bestaande naspelen omdat ik alleen zo de tekst ervan kon onthouden, dat vond mijn broer heel komisch. Later ook eigen nummers.”


Benoemd tot Broeder in de Haan: ‘Dao bisse as Venlonaer gruuëts op’

RMS
Hoewel nog jong heeft hij de roerige jaren zeventig, met de kapingen en bezettingen, heel bewust meegemaakt, geeft Chris aan. “Ja, daar werd bij ons thuis vaak over gesproken. Wij hadden in de wijk als enige telefoon, dus er werd vaak gebeld. En ja, diverse leden van de Thenu-familie waren er bij betrokken.” Hij begrijpt het, de kwaadheid bij het oudere deel van de tweede generatie. “Die zagen eerst de vernedering van hun ouders en vervolgens de nooit nagekomen belofte van de RMS. Ze vonden het op een gegeven moment genoeg. Ja, dat zagen de Nederlanders als terreur, maar voor ons was het onderdeel van de vrijheidsstrijd.” Zou hij er zelf bij betrokken zijn geraakt, als hij wat ouder was geweest? Chris glimlacht. “Daar hadden we het natuurlijk met leeftijdgenoten over. In mijn schoolagenda zaten allerlei plaatjes en afbeeldingen van de RMS. Vonden we heel gewoon. Maar of ik ook op een of andere manier zou hebben meegedaan… We zeiden toen wel heel stoer van ja, maar ik denk dat ik daar niet echt het type voor ben. Je had ook eigenlijk twee groepen. De volgelingen van Manusama, leider van de regering in ballingschap die wat gematigder was, en die van Tamaëla, die militanter was. Mijn vader was een medestander van Manusama, maar veel Molukkers in Venlo kozen de kant van Tamaëla.”

Hutumuri
In 1980 besloot Chris voor het eerst naar de geboortegrond van zijn ouders te reizen, Hutumuri, het dorp van zijn familie. Zijn familie woont er nog altijd. Het maakte diepe indruk op hem. “Hoewel ik in hart en nieren Venlonaar ben, realiseerde ik me toen hoe diep geworteld mijn Molukse roots zijn. Ik sprak er toen veel met een van de ouderen, een man die me veel heeft verteld over de geschiedenis van het dorp. In het Maleis ja, dat was de eerste taal die ik sprak, thuis. Het Venloos en Nederlands kwamen later.” Tien jaar geleden ging hij voor een tweede keer naar Hutumuri, met zijn gezin. Ditmaal met een bijzondere missie. “Om mijn vrouw, en daarmee mijn kinderen, op te laten nemen in de familieclan. Dat gebeurt volgens een bepaald ritueel waar ik niet bij mocht zijn.” Opnieuw sprak hij veel met een van de oudere mannen, naar later bleek de opvolger van de man waarmee hij in 1980 veel gesprekken had. “Hij vond het heel bijzonder dat ik al die verhalen die ik 30 jaar eerder had gehoord nog kende.”

Venlonaer
Door de bezoeken aan Hutumuri en door zich te verdiepen in de Molukse en familiegeschiedenis is Chris zich in de loop der jaren nog meer bewust geworden van zijn afkomst. “Natuurlijk heb ik me altijd sterk verbonden gevoeld met de plek van mijn afkomst. Naarmate ik ouder word, ben ik me echter nog meer Molukker gaan voelen. Maar tegelijkertijd zeker niet minder Venlonaar. Ik hou van deze stad.” Wat onder meer tot uiting komt in het nummer ‘Veur altiéd Venlonaer’, dat hij jaren geleden schreef en dat uitgroeide tot een evergreen. Een nummer met een iets andere lading dan veel mensen denken. “Die denken dat het over de heimwee van een Venlonaar naar zijn stad gaat. En dat klopt ook wel. Maar de basis ligt in een opmerking van mijn moeder. Die begreep al vrij snel dat de RMS er niet zou komen en daarmee een terugkeer naar de Molukken uitgesloten was. ‘We zien noow veur altiéd Venlonaer’, zei ze op een gegeven moment. Waarmee ze wilde zeggen dat onze toekomst nu hier, in Venlo, ligt. En zoals gezegd, ja, dat is goed want hier voel ik me absoluut thuis.”

Bekijk ons magazine

Blader door onze artikelen in Venlovanbinnenstad