70 jaar Molukse gemeenschap: “Volop Moluks, met een beetje Nederlandse ondernemersgeest”

20 augustus 2021

VenloVanbinnen beschouwt met een korte serie portretten ‘70 jaar Molukse gemeenschap in Nederland’ vanuit Venloos perspectief. In dit vierde en laatste deel Frank Ririhatuela (71), geboren op Sumatra maar wel lid van de tweede generatie. Een paar jaar geleden was hij voor het eerst in het geboortedorp van zijn ouders. “Je weet meteen, dit is familie.”

Tekst: Jac Buchholz | Beeld: Peter Janssen, archief Frank Ririhatuela

Frank Ririhatuela stamt uit een gezin met acht kinderen waarvan er twee op jonge leeftijd zijn overleden. Zijn ouders waren Michel Johannes Ririhatuela en Elisabeth Kayadu; zijn vader was officier in het KNIL. “Weet je, onze achternaam is een samentrekking van drie woorden die allemaal een bepaalde betekenis hebben. Riri staat voor groot, hatu voor lange mensen en ela voor rots of pilaar. We komen oorspronkelijk uit het dorpje Waai; daar woont nog altijd familie.” Van de reis naar Nederland kan hij zich niets herinneren. “Ik was nog maar een half jaar oud. Maar ik heb later wel een verhaal gehoord dat bij veel mensen bizar in de oren zal klinken. Als baby was ik blijkbaar onrustig, maar tijdens die reis niet, was ik zelfs een tijdlang zoek. Er wordt verteld dat mijn toen al overleden grootvader me tijdens die reis heeft begeleid. Ja, dat vonden mijn ouders niet eens vreemd.”

Nieuwe omgeving
De eerste periode van het gezin Ririhatuela zag eruit als van zoveel Molukse gezinnen: de aankomst in Amsterdam, het snelle, onverwachte ontslag uit het leger, de nooit nagekomen belofte van een snelle terugkeer naar de Molukse Republiek. Frank en zijn familie vertrokken al snel naar Amersfoort en kwamen uiteindelijk terecht in kamp Muiderberg. “Onze eerste Nederlandse woning, in een barak. Ik denk dat mijn vader toen al wist dat we niet zouden terugkeren. Hij was creatief en paste zich heel snel aan zijn nieuwe omgeving aan. Zo stelde hij voor kantinebeheerder van het kamp te worden. Ging ook vrij snel in de handel.”

Het gezin Ririhatuela met Frank rechts, naast zijn moeder

Zweedse barakken
In 1958 volgde opnieuw een verhuizing, ditmaal naar woonoord De Biezen in Barneveld. “Daar hadden ze nieuwe Zweedse barakken neergezet. Maar dat was niks. ’s Winters steenkoud, ’s zomers bloedheet. We gingen erheen omdat mijn vader zijn familie miste en twee van zijn zussen ook in Barneveld woonden.” Frank ging er naar de lagere school. In de lagere klassen zat hij tussen allemaal Molukse kinderen. “We leefden zo een beetje in onze eigen wereld; hadden bijvoorbeeld nog een griffel en een lei. Onze ouders konden ons niets uitleggen en lieten ons vooral met rust. Pas vanaf de vierde klas kwamen er ook Nederlandse kinderen bij.”

Zwaardgevechten
Frank herinnert zich dat zijn vader zijn leven zoals hij dat in kamp Muiderberg leefde, in De Biezen voortzette. Hij werd opnieuw kantinebeheerder. Voor die kantine kocht vader Ririhatuela een filmprojector, die ook regelmatig door de jonge Frank werd bediend. Hij lacht: “Films met acteur Errol Flynn, je weet wel, met die zwaardgevechten, waren onze favoriet. Gingen we na afloop het bos in om takken af te breken die we dan als zwaard gebruikten. Daar werd de boswachter dan weer kwaad om.”

Karaktertrek
Zijn vader legde zich ook weer toe op de handel, zegt Frank. “Hij wist hoe hij het moest aanpakken, werd al snel sponsor van de Molukse voetbal-, badminton- en korfbalclubs. Maar hij had ook Nederlandse klanten en kreeg door zijn werk als kantinebeheerder onder meer goede contacten met Heineken. Ik denk dat hij, net als mijn moeder die een kruidenzaak runde, een ondernemersgeest had. Handel is handel. Terwijl veel Molukse mensen in die tijd wat afstand hielden van de Nederlanders, maakte mijn vader het niet uit. Ik kon toen ik wat ouder was ook zonder problemen met een blank meisje thuiskomen. Dat was bij veel Molukse gezinnen toen ‘not done’.” Herkent hij dat karaktertrekje van zijn ouders, van die handelsgeest ook in zichzelf? Frank knikt: “Ja, ik voel me volop Moluks, maar wel met een beetje Nederlandse ondernemersgeest.”

Een jonge Frank Ririhatuela

Lasser
Na de lagere school ging Frank naar de LTS met als doel bank- of constructiewerker te worden. Zijn specialisatie was lassen, daar was hij al snel een meester in, vertelt hij trots. “Met lassen voelde ik me als een vis in het water. Ik was een van de beste lassers van school, dat durf ik gerust te stellen. Mijn werk werd dan ook wel eens door leraren als demonstratiemateriaal gebruikt.” Het was dan ook niet vreemd dat hij na zijn opleiding als lasser werd aangenomen bij Bronswerk in Rotterdam, bouwer van scheepsairco’s.

Niet aarden
Daarna brak er voor de jonge Frank een roerige periode aan. “We verhuisden in 1968 naar Venlo, waar mijn vader aan de Steenstraat nummer 6 een restaurant begon, de plek waar later jarenlang oud-VVV-speler Mikan Jovanovic ook een restaurant had.” Frank kon in Venlo echter niet aarden en besloot terug te gaan naar Amersfoort. “Waar ik in het begin geen lieverdje was. Ik gebruikte in die tijd mijn jeugdige energie op een negatieve manier en hield me bezig met zaken waar ik me beter niet mee had kunnen bezig houden, laat ik het zo maar omschrijven.”

Indonesische ambassade
Uiteindelijk kwam hij in een huis van bewaring terecht. Daar volgde de ommekeer, zegt hij. Er was eveneens een ander ingrijpend gevolg. Dat Frank voor de Duvel niet bang was, werd ook bekend in de kringen van militante Molukse jongeren die acties aan het voorbereiden waren. Frank stond op een lijst om deel te nemen aan de bezetting van de Indonesische ambassade in Den Haag. Dat ging niet door omdat hij vast zat. Zou hij wel mee hebben gedaan als hij de kans had gehad? Na een lichte aarzeling schudt hij zijn hoofd. “Nee, daar was ik het type niet voor. Ik was meer een ‘loner’, niet iemand die op de hei aan militaire trainingen doet. Maar ik begreep het wel volledig. Die jongeren hadden het verdriet bij hun ouders gezien, Hadden allerlei mooie beloftes gehoord die niet werden nagekomen. Dat had een heel diepe wond geslagen. Dus ja, ik begreep die acties wel.” Hij merkte eveneens de gevolgen van die acties. “Dat was ten tijde van de treinkapingen. Ik werkte in een fabriek en was de enige Molukse jongen. Van de ene op de andere dag werd ik met de nek aangekeken. Ja, dat voelde wel eenzaam.”

Frank in actie tijdens de biertapwedstrijden waaraan hij regelmatig succesvol deelnam

Stamcafé
Nadat hij uit het huis van bewaring kwam, besloot Frank een andere, meer positieve weg in te slaan. “Ik ben veel gaan sporten. Werd onder meer portier. Op die manier kon ik mijn energie op een positieve manier kwijt en het verdiende goed.” Het was in die periode dat de basis voor zijn latere carrière in de horeca werd gelegd. “Ik had in Amersfoort een stamcafé, De Petomaan, waarvan de eigenaar me op een gegeven moment vroeg of ik bij wilde springen achter de bar.”

Café de Locomotief
Aangezien Frank de nodige ervaring had opgedaan in de kantines van zijn vader, was dat geen lastige beslissing. De horeca zou hem daarna niet meer los laten. Zo ging hij in 1981, na zijn terugkeer naar Venlo, aan de slag bij Bonaparte. “Ik kwam terug omdat mijn vader ziek was. Heb na Bonaparte ook nog onder meer bij de Tapperie en Galerie gewerkt. Tot we op enig moment met een paar mensen de kans kregen de Locomotief te beginnen.”

The Rub-a-Dub
Dat werd geen succesvol avontuur, geeft hij aan. Om goed na te kunnen denken over zijn toekomst pakte hij zijn oude vak als lasser weer op. “Acht maanden heb ik dat gedaan, bij Arco in Reuver. Op een dag zat ik samen met mijn vrouw Roos-Marie op het terras van café The Rub-a-Dub. Of ik er niet bedrijfsleider wilde worden? Ik aarzelde, maar mijn vrouw was heel beslist: ‘ik weet dat je graag als lasser werkt, maar achter de tap zie ik je stralen’. Daarna was de beslissing snel genomen.” Hij begon als bedrijfsleider, maar nam The Rub-a-Dub na enkele jaren over. Meer dan 30 jaar was hij vervolgens een van de meest markante horeca-ondernemers in de Venlose binnenstad. Een gastvrije vakman die diverse malen doordrong tot de landelijke finale van de biertapwedstrijden.

Frank was meer dan 30 jaar gastheer en het gezicht van zijn café the Rub-a-Dub

Stuk grond
Een paar jaar geleden, ter gelegenheid van zijn 65e verjaardag, ging Frank met zijn gezin voor het eerst naar de geboortegrond van zijn ouders, naar Waai. “We kenden de mensen daar alleen van foto’s maar vanaf het eerste moment voelde het als een warme deken – je weet, dit is familie. De mensen hebben er niet veel, maar delen alles met je.” Frank ontdekte dat zijn vader met regelmatige donaties onder meer de kerk daar had ondersteund. En dat hij voor Frank een stuk grond had gekocht. “Wat ik ermee ging doen, vroegen ze. Ik had geen idee. Doe ermee wat jullie goed achten, heb ik aangegeven.”

Kleindochter
Vorig jaar, in mei 2020, kwam er een einde aan de glansrijke horeca-carrière van Frank. Op een andere manier dan hij had gepland, want vanwege corona eindigde het in plaats van met een groot feest met de stille trom. “Niet leuk nee, maar ik heb het inmiddels afgesloten. Er zijn andere dingen voor in de plaats gekomen. We hebben een schat van een kleindochter, ik rijd graag motor en ben fervent golfer geworden. Dus nee, niemand hoeft zich zorgen te maken, ik verveel me totaal niet.”

Frank met kleindochter

Bekijk ons magazine

Blader door onze artikelen in Venlovanbinnenstad