Ald Weishoès deel 1: De jongensclub – “Wij hadden geen luxe, maar wel veel lol”

19 april 2022

Nu het Ald Weishoès een grondige renovatie ondergaat en vermoedelijk tegen het einde van dit jaar haar deuren heropent, is het goed om terug te kijken naar de vele activiteiten die sinds begin jaren zestig van de vorige eeuw in het gebouw plaatsvonden. Georganiseerd door mensen (professionals en vrijwilligers) van het Ald Weishoès zelf, maar ook door de vele verenigingen die van de faciliteiten gebruik maakten.

Tekst: Rob Buchholz | Beeld: Leon Vrijdag en archief Vaat 11

Voor de oorsprong van deze activiteiten moeten we terug naar de jaren vijftig. De periode van de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog. Aan de Noord-Binnensingel kwam de jongensclub Sint Martinus in het patronaatsgebouw tot bloei. Jongens uit de Venlose binnenstad kregen daar de kans zich te ontwikkelen, te sporten of deel te nemen aan allerlei eenvoudige activiteiten zoals toneelspel, tafeltennis en handwerken. Jacques van Elswijk, Jan Buchholz, Henk van Hoften en Herman Hermsen halen in dit eerste deel van deze nieuwe serie artikelen herinneringen op aan die periode. Een periode waarin eenvoud centraal stond. “Met weinig geld of luxe hadden we toch veel lol,” aldus Henk van Hoften. Jacques van Elswijk voegt er aan toe: “Wij waren blij met het oprichten van de jongensclub; er was simpelweg niets anders.”

Jacques van Elswijk

Initiatief van de kerk
Volgens Herman Hermsen moeten we voor de oorsprong van de jongensclub terug naar de Vincentiusvereniging, een vrijwilligersorganisatie die een initiatief was van de Sint Martinusparochie. “Zij waren sinds 1891 gevestigd in de Houtstraat. In principe liggen daar de grondbeginselen van de latere jongensclub. Kapelaan Huijbers en Jan Mans waren de initiatiefnemers.” Net zoals bij de Vincentiusvereniging was ook hier een sterke band met de Katholieke Kerk. Hermsen: “De jongens uit de binnenstad zaten allemaal op de Sint Martinusschool en de broeders zorgden voor het contact met de jongensclub. Zo ontstonden de onderlinge banden tussen kerk, school en die club. In die jaren hadden de geestelijken nog alles in handen, zelfs het sociale leven. Maar wij wisten niet beter.” Jan Buchholz onderstreept dat beeld: “Alle vriendjes uit de buurt en van school werden lid. Er was niks anders. Maar het was wel echt iets van de binnenstad. Zo kreeg je nog meer contact met leeftijdsgenoten.” Henk van Hoften bevestigt de sterke rol van de geestelijken. “De broeders van de Martinusschool hadden ook een rol bij voetbalclub Venlosche Boys. Tijdens de les maakten zij de opstelling voor het weekend bekend.”

Puinhazen
Op de vraag wat Venlose jongens uit die jaren in hun vrije tijd deden, weet Jacques van Elswijk wel het antwoord: “Wij speelden op het puin van de gebouwen die door de bombardementen aan het einde van de Tweede Wereldoorlog getroffen waren. Daarom hadden wij de bijnaam ‘puinhazen’. Wij gingen de stad in om tussen het puin ‘te schuume’. Tegenwoordig noemt de jeugd dat chillen. Door de vele open plekken, kon je als kind makkelijk van het ene deel van de binnenstad naar het andere deel rennen. Het duurde jaren voordat alles was opgeruimd. Ook de Venlonaar had jaren nodig om alles te verwerken, maar daardoor ontstond er wel een band tussen de mensen.” Buchholz knikt: Wij hadden vrijheid en veel voor elkaar over. Het was in die jaren echt zo dat als iemand door armoede te weinig suiker in huis had, je gewoon bij de buurvrouw aanklopte om een beetje suiker te lenen. De deur stond altijd overal open.”

Jan Buchholz

Handwerken, knutselen en voldoende tijd
Jongens die de leeftijd van 12, 13 bereikt hadden, mochten lid worden van de jongensclub. Het samengaan met meisjes was in die tijd nog taboe. In het pand aan de Noord-Binnensingel had de familie Minten de taak van beheerder. Alleen de dochter mocht af en toe naar binnen en zij kreeg zelfs de rol van Maria tijdens het kerstspel, een traditionele activiteit in die jaren. Het stuk werd uitgevoerd door leden van de toneelclub, een onderdeel van de jongensclub. Net zoals clubs om te wandelen, tafeltennissen, handwerken en badmintonnen. Een serie activiteiten die ook in latere jaren in het Ald Weishoès gebruikelijk was. Wat deden jongens op een handwerkclub? Herman Hermsen begint te lachen: “Gewoon kleien of figuurzagen. Meer hadden we niet nodig, maar veel andere opties waren er ook niet. Nadeel van het figuurzagen was dat als je twee keer een zaagje gebruikt had, dat ding alweer kapot was. Haha. Die waren zo flinterdun. Ach, we hadden altijd lol en maakten er het beste van. Daar ging het om. We waren aan het knutselen en wanneer je werk klaar was, deed er niet toe. Tijd maakte niks uit. Wij hadden alle tijd. Dat is tegenwoordig wel anders. Nu heeft niemand meer tijd. Zomers fietsten wij naar Zuid-Limburg; daar trok je een dag voor uit. In de moderne tijd moet alles snel gaan.” Volgens Henk van Hoften was er bijna de hele week wel iets te doen. “De vaste avond voor de jongensclub was de zondag van acht tot tien uur. Maar op andere dagen konden leden van de afzonderlijke clubs er voor hun eigen activiteiten terecht. Tijdens die zondagavonden maakte de leden gebruik van het biljart of speelden een potje toepen. Als kind van 12 of 13 jaar keek je daar naar uit.”

Kerstspel
Behalve het feit dat er jaarlijks een fancy fair georganiseerd werd om geld in te zamelen voor de jongensclub, voerden de leden traditioneel met Kerstmis een passend toneelstuk op. “Dat speelde zich af in Café De Herberg, een naam die we zelf hadden verzonnen,” zo herinnert Jacques van Elswijk zich. Tijdens één van de repetities ging het mis. “De leider die tijdens deze avond aanwezig moest zijn, was te laat. Wij hadden stiekem bier meegenomen met als gevolg dat bij een van de spelers het licht uitging. Bovendien hadden we boven het toneel de naam ‘In de Zuipende Os’ geschilderd. Letters die ze niet meer konden verwijderen. Toen de leider later arriveerde was die vanzelfsprekend pislink en stuurde ons allemaal naar huis. Ach, uiteindelijk hebben we er nog vaak om moeten lachen. Tot de dag van vandaag.”

Henk van Hoften

Andere tijden
Foto’s uit die jaren zijn er vanzelfsprekend bijna niet. Het waren andere tijden. Muziek werd er niet of nauwelijks gedraaid. Als dat al het geval was, dan klonken er brave en degelijke liedjes. “Nederlandstalig of Duits,” aldus Van Hoften. “Soms Caterina Valente, Pat Boone of The Three Jacksons. Nee, geen Rock ’n Roll.” Behalve de eigen activiteiten in het patronaatsgebouw, trokken de leden er ook wel eens op uit. Voor een voetbaltoernooi, een dagje naar speeltuin Ons Buiten of een paar dagen tijdens de zomervakantie op de fiets naar Zuid-Limburg. Hermsen: “Daar haalden we stomme geintjes uit. Gewoon eenvoudige grapjes. Maar we lachten om niks. Ook dat was wel treffend voor die tijd.”

Van De Kraosers tot Jocus Toekôms
Dat de jongensclub meer was dan een aantal georganiseerde activiteiten blijkt wel uit het feit dat de leden tevens de oprichters waren van Jocus Toekôms. Er was volgens hun meer in het leven dan een potje pingpong of het opvoeren van toneelstukken opvoeren. Jan Pollux was de drijvende kracht van een gezelschap dat begint als De Kraosers, maar uitgroeit tot Jocus Toekôms. Jac Driessen werd de eerste Prins en vanwege zijn bijnaam, D’n Ties, kreeg hij de naam Prins Ties d’n 1e. De eerste Vorst van de jeugdvereniging was Huub Dirks. Herman Hermsen was voorzitter. Jacques van Elswijk had de rol van Hofnar. “En daarmee was ik dus de echte eerste Venlose Nar,” zo laat hij met een lach en knipoog weten. Het oprichten van Jocus Toekôms was voor die tijd eigenlijk een vorm van rebellie. In eerste instantie was de Katholieke kerk niet blij met het initiatief en ook bij Jocus fronste men de wenkbrauwen. Van Hoften: “Wij deden gewoon ons ding en waren daarbij inderdaad best wel rebels. We maakten kragen van karton met watten erop. Als het regende gingen die hangen. Tevens bouwden we een wagen met daarop de tekst ‘Jocus in d’n dop’. Nee, daar was Jocus vanzelfsprekend niet blij mee. Evenmin met het succes van onze jeugdzittingen. Ook Jan Mans was in het begin niet te spreken over onze plannen, maar hij heeft Jocus Toekoms later wel in zijn hart gesloten.”

Verhuizing naar het Ald Weishoès
De jongensclub won aan populariteit en groeide zelfs uit haar jasje. Doordat de ouderen die in het Ald Weishoès verbleven rond 1960-1961 naar De Beerendonck verhuisden, ontstond het idee voor een verhuizing naar de Grote Kerkstraat. In het voormalige patronaatsgebouw vestigde zich later nog de legendarische uitgaansgelegenheid van Appy en Henk. Diverse leden maakten de verhuizing vanwege hun leeftijd niet meer mee, maar Henk van Hoften was er nog wel nauw bij betrokken. “Ik was inmiddels coach van de tafeltennisclub en hielp mee bij het opknappen van het Ald Weishoès. “Zo kon de jongensclub op die locatie verder groeien. Maar was er tevens plaats voor nog meer clubs en activiteiten. Later kwam daar bijvoorbeeld De Soos bij. Dat was voor de leden die de jongensclub ontgroeid waren.”

Herman Hermsen kwam later met zijn eigen kinderen nog wel eens in het Ald Weishoès, vooral met Vastelaovend. “Jan Mans heeft daar tot zijn dood een belangrijke rol gespeeld. Toen hij 25 jaar leider van de jongensclub was, voelde ik de noodzaak iets voor hem te organiseren. Onze familie was in het bezit van een goudsmederij. Ik kreeg mijn vader zo ver dat hij een speciale gouden speld voor Jan liet maken. Toen ik vele jaren later met Vastelaovend in het Ald Weishoès kwam, zag ik een vitrine staan. Die lag vol met medailles. En wat lag er tussen? Die gouden speld. Dat vond ik mooi om te zien. Dat was het pronkstuk van die vitrine. Nee, ik weet niet waar die speld nu is. Misschien ergens in een of ander archief. Maar Jan Mans had die in ieder geval verdiend.”

Bekijk ons magazine

Blader door onze artikelen in Venlovanbinnenstad