Voor menig vastelaovend-vierder was het dit jaar een dag om naar uit te kijken: Aswoensdag. Sommigen deden dat al ver voor de vastelaovend. Anderen vierden een beetje maar zien Aswoensdag nu, in tegenstelling tot gebruikelijk, als opluchting. Maar wat houdt die dag eigenlijk in?
Tekst: Jac Buchholz | Beeld: Wikipedia
Voor hele volksstammen is de betekenis van de dag na vastelaovend verloren gegaan. Natuurlijk, het askruisje en ‘hieringschelle’ zijn nog redelijk bekende begrippen. Maar verder? Vastelaovend komt van vastenavond, de avond voor de veertigdaagse vastenperiode die in de katholieke kerk de opmaat naar Pasen is. Tijdens de avond voor het vasten, de vastenavond dus, mochten de katholieke gelovigen nog even uit hun bol gaan, zich tegoed doen aan de geneugten des levens. Die avond transformeerde naar drie dagen, die drie dagen de afgelopen decennia naar vier, vijf of zelfs zes dagen met voorafgaand een periode met tal van vastelaoves-activiteiten.
Carne vale
Op Aswoensdag begon de periode van onthouding. Tegenwoordig kennen we dat niet meer, maar in een ver verleden aten katholieken tijdens de vastenperiode bijvoorbeeld geen vlees. Dat zou de algemene term voor vastelaovend verklaren: carnaval, wat weer afgeleid is van carne vale wat Latijn is voor ‘vaarwel vlees’. Weer anderen beperkten zich tot één maaltijd per dag. Later, in de loop van de twintigste eeuw en zeker na de Tweede Wereldoorlog, werd dat vasten meer en meer op een laag pitje gezet. Er werd gewoon gegeten, maar lekkernijen waren verboden. Wie heeft niet van zijn of haar ouders of grootouders het verhaal gehoord van de snoeptrommel die dicht bleef tot aan Pasen en alleen met halfvasten even mocht worden geopend.
Mozes en Jezus
Overigens duurt de periode tussen vastenavond en Pasen meer dan 40 dagen, 46 om precies te zijn. Maar op de zes zondagen werd niet gevast, waardoor het 40 dagen werden (40 is een van de Bijbelse getallen – zo zwierf Mozes 40 jaar door de woestijn met zijn volk en zonderde Jezus zich 40 dagen af van zijn apostelen, eveneens in de woestijn, waar hij de strijd met de duivel aanging).
Bezinning
Het halen van het askruisje was vroeger een vast ritueel op Aswoensdag, iets wat bij vastelaoves-vierders in beperkte mate ook nog voorkomt. De as is afkomstig van verbrande buxus- en soms palmtakken. Met de woorden Memento, homo, quod pulvis es, et in pulverem reverteris (Latijn voor: Gedenk, mens, dat je stof bent en tot stof zult wederkeren) plaatst de priester het askruisje op het voorhoofd van de gelovige. Het ritueel wordt gezien als een moment van boetedoening en bezinning.
‘Hieringschelle’
Een gebruik dat ook lange tijd onderdeel is van de aswoensdag is het ‘hieringschelle’ in de horeca. Op woensdag werd de kroeg schoongemaakt en ’s avonds stond er dan voor het personeel en vaak ook de vaste gasten haring of ‘hieringslaai’ klaar. In de naoorlogse decennia werd het meer en meer gezien als de traditionele afsluiting van het meerdaagse vastelaoves-feest, maar uiteraard is er eveneens een religieuze betekenis. De vastenperiode was begonnen en vlees mocht niet meer, maar vis wel. Verder kan de vis symbool staan voor de boetedoening van Jezus en daarmee van de mens, waarmee meteen de link met het askruisje is gelegd.
Aswoensdag heeft echter steeds meer zijn religieuze betekenis verloren en wordt tegenwoordig vooral gezien als het eind van de vastelaovend. Een dag waar de vastelaovend-vierder normaal gesproken niet naar uitkijkt. Maar dit jaar dus wel. De verzuchting ‘Ik heb nog nooit zo naar Aswoensdag uitgekeken’ werd de afgelopen dagen dan ook veelvuldig gehoord.