Het verhaal van de sneeuwwedstrijd VVV tegen Ajax was zaterdag op de kop af 33 jaar geleden. Drie keer elf jaar geleden dus. Een joeksige reden om het verhaal te vertellen. Maar ook joeksig omdat Jocusprins Jan IV Klein de aftrap verzorgde. Precies de dag na het Hofbal.
Tekst: Rob Buchholz | Beeld: Renier Linders en Leon Vrijdag
Hoe Jan Klein de wedstrijd heeft ervaren, was in het artikel van zaterdag te lezen, maar hoe ging dat in 1987? Wanneer werd hij gevraagd door toenmalig Vors Joeccius XI Joep Schreurs? Hoe verliep de moeilijke periode van zwijgen? Jan vertelt zijn verhaal. Tot en met de dag van het Hofbal.
Telefoontje
Het is vrijdag 12 december 1986 als Jan Klein in zijn sportzaak een telefoontje krijgt van Joep Schreurs. “Hij wilde met mij praten over een gezamenlijk sporttenue voor het team van de enveloppenfabriek waar hij toen lid was van de directie,“ zo weet Klein zich te herinneren. “Wij maakten een afspraak voor die avond. Zelf stond ik eigenlijk nergens bij stil.” Het was zijn vrouw Peti die echter argwaan had. “Hebben we het over dé Joep Schreurs? Jij gelooft echt dat hij je daarvoor vraagt?” Op dat moment gingen ook bij Jan zelf een aantal lampjes branden. “Peti en ik hadden het er wel eens over gehad en mijn naam was ook al eens genoemd om Prins te worden. Door de opmerking van mijn vrouw ging ik nadenken. In 1987 bestond onze zaak, ooit gestart door mijn vader Piet, 40 jaar. Wij keken elkaar aan, maar zeiden er vervolgens niets meer over.”
Stotterende Joep Schreurs
Die avond vertrok Klein naar de woning van de Vorst. “Joep Schreurs was voor mij toen al een persoonlijkheid. De manier waarop hij zich presenteerde op het podium; fantastisch. Het was een statige man met veel allure. Zijn zoon, Joep Junior, had echter bij ons in de winkel stage gelopen en die vertelde dat zijn vader stotterde op de momenten dat hij nerveus was. Ik kon mij daar echter niets bij voorstellen.” Toen Klein die avond aanbelde bij Schreurs en deze de deur openmaakte klonk het stamelend: “G G G Go Go Gooj Goojenaovend hiër Klein.” De Vorst klonk nerveus. “Op dat moment wist ik genoeg,” aldus de aanstaande stadsprins. In eerste instantie praten de heren over van alles: de winkel, Jocus, VHC, FC VVV en nog veel meer alledaagse zaken. Plotseling veranderde Joep Schreurs het onderwerp. “Jan, je weet dat er gedurende het jaar twee soorten bloed door mijn lijf stromen. Mijn reguliere bloed, maar ook mijn Vastelaovesblood. Daarom vraag ik je nu op de man af: wil jij stadsprins van 1987 worden?” Op dat moment leek de grond onder de voeten van Jan Klein weg te zakken. Schreurs voegde er ter bevestiging nog aan toe: “Die showmodellen sportkleding kun je dus in de tas laten zitten.”
Bedenktijd
Klein zou de eerste prins van Jocus worden die het predicaat IV met zich mee mocht dragen. Na Jan Drost (1956), Jan Geeraedts (1964) en Jan Smeets (1966) zou Jan Klein dus als Jan IV door het leven gaan. “Eigenlijk wilde ik direct mijn vrouw bellen om te vragen wat zei er van vond, maar heel stiekem wist ik het antwoord al. Ooit zei ze tegen mij: als ze jou als prins van Jocus vragen en je weigert, is dat voor mij een reden om te gaan scheiden. Ik wist dat ze er volledig achter zou staan. Maar toch vroeg ik aan Joep Schreurs bedenktijd. Wat zou het allemaal betekenen voor mij, mijn vrouw, de kinderen, de zaak en de financiën?”
Ondernemers
Klein was benieuwd hoe Vors Joeccius XI tot deze keuze was gekomen. Het antwoord was duidelijk. “In september ga ik altijd met mijn vrouw op vakantie,” zo vertelde Schreurs toen. “Dan leg ik haar mijn potentiële drie kandidaten voor en vraag wat zij er van vind. Mijn volgorde staat dan al vast en vaak blijkt zij op één lijn met mij te zitten.” Schreurs legt de definitieve keuze vervolgens verder uit. “Ik volg je al een tijdje. Je bent een man die houdt van gezelligheid. Je bent ondernemer, organiseert al jarenlang de Schinkemerret en bent lid van Joekskapel ’t Hetje. Dan bezit je alle facetten om een fantastische prins te zijn.” Klein zelf herinnert zich nog een aantal van zijn voorgangers. “Het was de periode dat ondernemers uit de binnenstad prins van Jocus werden. Voor mij hadden John Bartels, Theo Lamberts en Hay Ebus de eer.”
Glorieuze wandeltocht
De avond bij Joep Schreurs verliep vervolgens dusdanig gezellig dat Klein besloot dat het beter was om de auto te laten staan en te voet naar huis te gaan. Het werd zijn eerste glorieuze wandeltocht door het centrum van Venlo. Al was alles nog geheim. “Ik liep inderdaad bijzonder vrolijk huiswaarts, kwam een aantal bekenden tegen, groette iedereen vriendelijk en dacht met een grote lach op mijn gezicht: jullie moesten eens weten. Ik zweefde. Toen ik thuis kwam, was mijn vrouw nog in gesprek aan de telefoon. Dat gaf mij de gelegenheid een Vastelaovesplaat uit de kast te halen, deze op te zetten en een glas wijn in te schenken. Peti had het direct door, beëindigde het gesprek en kreeg een grote glimlach op haar gezicht. Die nacht heb ik van nervositeit nauwelijks geslapen.”
Adjudant Hay
Jan Klein had twee maanden de tijd om alles te regelen. Het belangrijkste was natuurlijk het uitzoeken van zijn adjudanten. Die keuzes stonden snel vast: Hay van Went en John Janssen kregen medio december 1986 bezoek van Klein. Van Went had de eer om als eerste gevraagd te worden. “Ik ga je iets vertellen en ik ga je iets vragen,” zo startte hij zijn betoog bij het bezoek aan het reclamebureau van zijn toekomstig adjudant. “Je zit namelijk tegenover de stadsprins van Jocus voor het komend jaar.” Van Went viel vanzelfsprekend om van verbazing, maar Klein vroeg hem niet direct om adjudant te worden. “Ik wil namelijk met jou de gadgets doornemen. Posters, medailles et cetera. Daar heb ik een heel gesprek met Hay over gevoerd en hij had niets door.” Klein beëindigde het gesprek, stond op pakte zijn jas en zei: “Oh ja er is nog iets. Als ik daar dan zo sta, word ik door twee personen geflankeerd. Voor één van die twee plekken heb ik jou in gedachten.” Van Went viel stil, zakte terug in zijn stoel en zei: “Maak je nu flauwekul?” Klein adviseerde hem om het met zijn echtgenote te bespreken en dan pas een besluit te nemen. De bevestiging volgde snel.
Adjudant John
Ook bij zijn tweede adjudant John Jansen zette Jan Klein een soortgelijk toneelstukje op. Hij bezocht hem op zijn schildersbedrijf in de Heutzstraat. “Zijn broer zat echter in dezelfde ruimte en die kon ik er natuurlijk niet bij hebben. Ik moest wel iets verzinnen.” Beide heren waren lid van dezelfde kegelclub en Klein verzon ter plekke dat hij eigenlijk geen zin meer had om nog langer mee te gaan met het jaarlijkse uitstapje. “Het is ieder jaar hetzelfde,” zo zei hij. “Tot mijn verbazing reageerde John vol begrip. Uiteindelijk kon ik hem de ware reden van mijn bezoek pas vertellen toen we naar buiten liepen. Wij zijn samen in mijn auto gaan zitten en ik vroeg hem om advies. John was twee jaar eerder prins van De Wien geweest. Hij kon mij als toekomstig prins van Jocus vast goede raad geven. Ook hij had niets door wat mijn echte vraag zou zijn. John bleef doorgaan met zijn ervaringen totdat ik riep: stop John, ik heb twee steunpilaren nodig. Wil jij één van mijn adjudanten worden? Hij viel bijna uit zijn stoel.”
Geheim
De twee maanden tot het Hofbal wist Klein het grote stadsgeheim ook echt geheim te houden. “Joep Schreurs zou mij natuurlijk vaak moeten bellen. Samen spraken we af dat hij zich in de zaak zou melden als Joop Peeters uit Baarlo. Anders zou het personeel van de sportzaak argwaan krijgen.” Een aantal personen werd vervolgens in het complot betrokken: tekenaar Piet Camps, Gijs van den Broek en Wiel Boitelle voor de kleding, Hay Cuijper als Chef du Protocol en Baer van der Meij die de proclamatie moest verzorgen. “Toen Baer het hoorde riep hij meteen: Jan, dit had je vader Piet nog mee moeten maken. Die had tien dagen de winkel gesloten.”
Verdwenen gordijnen
In de dagen voor het Hofbal was de naam van Jan Klein als aanstaande hoogheid in het Venlose geruchtencircuit wel te horen. Alles wat kandidaat prinsen doen en laten, is tenslotte verdacht. En sommige zaken die een prins verdacht kunnen maken, gebeuren nu eenmaal spontaan of zonder dat iemand er bij voorbaat iets achter zoekt. “In 1987 was onze winkel nog gevestigd op de Kwartelenmarkt. Daarboven woonden wij als gezin, maar mijn moeder had eveneens een etage in het pand tot haar beschikking. Elke donderdag kwam de poetsvrouw. Juist in de dagen voor het Hofbal was zij op haar vaste dag verhinderd. Geen probleem, ze kwam op vrijdag. Mijn moeder vroeg haar echter of ze de gordijnen wilde afnemen en in de was doen. In principe is daar niets verdachts aan. De reden: de optocht zou voorbij komen en ze verwachtte enkele gasten die kwamen kijken. Dat gebeurde. Onze poetsdame kwam vervolgens bij mijn vrouw Peti. Zij deed geheel toevallig hetzelfde verzoek met dezelfde reden. Ook daaraan werd voldaan. Toen ook bij ons de gordijnen waren verdwenen, wandelde buurtgenoot Geer van der Veer voorbij. Hij was bekend met het gerucht dat ik kandidaat was om prins bij Jocus te worden en zag ons pand volledig kaal: alle gordijnen weg. Dat was verdacht. Hij heeft toen direct de leden van Joekskapel ’t Hetje (waar wij beiden lid van waren) geïnformeerd om de zaterdagavond vrij te houden. Hij wist het niet zeker, maar Geer wilde goed voorbereid zijn en nam het zekere voor het onzekere.”
Defecte lift
Op de dag van het Hofbal volgt ook voor het nieuwe driespan van Jocus het bekende ritueel. Stiekem naar Valuas waar de heren vanzelfsprekend kamer 11 kregen toegewezen. Vervolgens kon het grote wachten beginnen. In eerste instantie stelde Vors Joep Schreurs de drie voor aan de Raad van Elf. ’s Avonds volgde de apotheose in een bomvolle Maaspoort. “Ik ben zelf met een auto aan de zijkant van ons winkelpand – het Wijngaardstraatje – opgehaald en naar Valuas gereden. Ja, dan bouwt de spanning zich langzaam op en vallen er de nodige zweetdruppeltjes.” De dochters van Jan – Kim en Femke – brachten met de kinderen van de adjudanten bij vrienden de rest van de dag door. “Wij mochten niet tegelijkertijd voor het raam gaan staan,” zo herinnert Kim zich. “Dat zou argwaan wekken. Tevens was het beter als wij niet gezamenlijk naar de Maaspoort wandelen; dat gebeurde dus in groepjes. Wij vonden het als kinderen vooral spannend. Hoe bijzonder het echt was, realiseerden Femke en ik ons toen nog niet.” Het spannendste moment kwam echter onverwacht. Toen de familie Klein – inclusief de moeder van prins Jan – in de lift van de Maaspoort stonden, bleef deze hangen. “Vooral oma had het toen echt even benauwd. Zij was bang het moment suprême te moeten missen. Gelukkig was het defect van korte duur en stonden wij tijdig op de juiste plek om alles goed te kunnen zien.”
Joekskapel ‘t Hetje
Geer van der Veer had dus goed gegokt door Joekskepel ’t Hetje die zaterdagavond op te trommelen. Met Chef du Protocol Hay Cuijper had Van der Veer een afspraak gemaakt dat ’t Hetje geïnformeerd zou worden op het moment dat Klein daadwerkelijk de prins van Jocus zou worden. “Zij zaten bij elkaar in een café op de Oude Markt, “aldus Jan IV. “Peter Croonen is een vriend van mij en eveneens lid van ’t Hetje. Ik had hem al voor het Hofbal uitgenodigd. Hij heeft zich bij Geer met een smoes afgemeld voor die avond omdat hij zogenaamd naar een verjaardag moest van zijn schoonfamilie in Zuid-Limburg.” Toen de heren van ’t Hetje echter Peter en zijn vrouw chique gekleed over de Oude Markt richting Maaspoort zagen lopen, wisten zij het helemaal zeker: Jan Klein wordt prins. Normaal gesproken was het echtpaar nooit op het Hofbal. Chef de Protocol Hay Cuijper liet ’t Hetje volgens afspraak na het uitroepen ophalen om een serenade op het podium aan Prins Jan en zijn adjudanten te brengen.
Hoge nood
Het uitroepen van de prins en zijn adjudanten kende – zonder dat de bezoekers van het Hofbal er iets van merkten – overigens nog enig oponthoud. “Wij zaten te wachten in de stoelen van wat normaliter de theaterzaal is,” aldus Klein. “Het was er hartstikke donker. Ser Vijgenboom (toen lid van de Technische Commissie bij Jocus; de groep die in 1987 het Hofbal organiseerde) riep: nog 15 minuten! De minuten tikte voorbij, maar plots was de nood bij adjudant Hay van Went hoog. Hij moest naar het toilet. Vijgenboom kreeg het verzoek of hij aan de Hofkapel wilde vragen om een extra nummer te spelen. Het zal vast de spanning bij Hay zijn geweest.” Na het korte oponthoud kreeg Venlo dan het nieuwe driespan gepresenteerd. “Elke prins zegt het, maar het is ook echt zo. Op het moment dat Vors Joeccius XI je presenteert, stap je in een warm bad. De reacties vanuit de zaal waren fantastisch. Aan twee spannende maanden was een einde gekomen.”
Speech van Jeu Sprengers
Klein lepelt nog één anekdote op over de dag van de sneeuwwedstrijd. Op de zondagavond na het Hofbal brengt de nieuwe Hoëgheid traditiegetrouw een bezoek aan de oud-prinsen van Jocus. Door de glorieuze overwinning van VVV op Ajax kwam toenmalig voorzitter Jeu Sprengers nog bijna te laat voor zijn jaarlijkse speech. Jan Klein was daar in eerste instantie niet rouwig om, zo herinnert de stadsprins van 1987 zich goed. “Dat is ieder jaar weer een heel bijzondere bijeenkomst, maar de prins van het betreffende jaar ondergaat daar een soort van ontgroening. Jeu Sprengers – zelfs prins van Jocus in 1973 – was daar een meester in. Hij bereidde altijd weer een fantastische speech voor waarin hij de prins in eerste instantie onderuit leek te halen, maar ergens in het verhaal zat telkens weer een omslag waardoor je uiteindelijk toch zo trots als een pauw op het podium stond. Toch keek ik enigszins tegen dat moment op.” Klein had wel een vermoeden dat Jeu in De Koel aan het feesten was en dacht: “Poeh, dat scheelt.” Toch ging plots tegen 11 uur die zondagavond de deur van de zaal open. “Daar kwam Jeu naar binnen. Ja, volledig lam. Een shirt en broek van VVV aan. Ik dacht: wat moet hier van terecht komen? Maar Jeu had stijl. Jeu had flair. Hij heeft toen laat op de avond nog een fantastische speech gegeven waarvan iedereen onder de indruk was.”
Ook Jan Klein weet dat er in ieder mensenleven specifieke momenten die iemand altijd bijblijven. “Ik mag wel stellen dat deze twee dagen – de zaterdag van het Hofbal en de zondag van de receptie plus de sneeuwwedstrijd – mij altijd tot in detail zijn bijgebleven.”