Al haar hele leven woont Dorris Titulaer op de Hoogstraat, boven de balletstudio die ooit door haar moeder Gerty Klaassen werd opgericht. Haar vader Sjir had in de jaren zestig een snackbar, maar opende in 1970 een café in de Gildenstraat, het steegje dat grenst aan de Kwartelenmarkt en de Hoogstraat.
Tekst: Rob Buchholz | Beeld: collectie Dorris Titulaer
Dorris werd geboren op 27 februari 1958 en genoot volop van haar kindertijd in de Venlose binnenstad. “Dat de ondernemers boven hun winkels woonden, was zo sfeerbepalend voor die jaren. Ja, ik weet het: ieder kind van de Venlose binnenstad vertelt dat verhaal. Maar het zorgde voor die veilige ongedwongen sfeer waar wij als kinderen rustig en bescherm konden opgroeien. Nu wonen er bijna geen gezinnen meer en dus ook nauwelijks kinderen in het centrum. Dat is jammer. Ik ben blij dat het in onze tijd anders was. Kinderen van nu moeten allemaal zonodig in een huis met tuin wonen. Wij wandelden naar de Maas en speelden in het gras. Dat was één groot avontuur. Prachtig toch.”
Vriendinnen
“Loes Steijlen van de jachtwapenhandel op de Kwartelenmarkt, Petra van de Ven van Café Astoria op het Vleesplein, Marleen Duisters van Café Ut Schinkemenke op de Kwartelenmarkt, dat waren mijn vriendinnen,” zo herinnert Dorris zich. “Wat wij samen deden? Ja wat meisjes graag doen. We verzorgden elkaars haar of waren gewoon aan het kletsen. Bij iemand thuis of op straat. Nee, kattenkwaad haalden we niet echt uit. Soms stonden we zomers bij ons thuis op het dakterras met een waterpistool naar mensen die door het Gildenstraatje fietsten te schieten. Vaak was dat het personeel van V&D.”
Onthoofde poppen
Jongens? Nee daar hadden Dorris en haar vriendinnen als kinderen weinig mee op. “Wij zaten op de meisjesschool op de Helbeek. Ja er waren jongens uit de buurt, maar daar hadden we niet heel veel contact mee.” Een bijzondere reden voor het weinige contact met het andere geslacht kan Dorris zich nog goed herinneren. “Sjakie Peeters trok altijd met veel geweld de hoofden van mijn poppen af. Gewoon, uit pure baldadigheid. Ik moest dan vreselijk huilen. Voor mij was dat een extra reden om niet met jongens te spelen.” Maar de uitzondering bevestigt ook hier de regel. “Een paar deuren verder woonde de familie Weijers. Hun zoon Haij fokte hamsters. Ik kan mij nog goed herinneren dat hij ze in de wasteil bewaarde. Daar krioelde het van die beestjes. Hij verkocht ze vervolgens weer aan dierenwinkel Schell voor één of twee kwartjes.”
Vriendjes en relaties
De belangstelling voor jongens nam natuurlijk wel op latere leeftijd toe. Vanaf haar veertiende bezocht Dorris nog De Knibbel in ’t Ald Weishoès, maar niet veel later zocht ze andere zaken op, zoals Boogaloo. “Maar ik mocht van mijn ouders niet overal komen. Zaken als Trocadero en de Tuf Tuf Club waren verboden terrein. Maar je weet hoe dat gaat als puber. Als ouders iets verbieden, word je nieuwsgierig en wil je er juist naar toe.” Dorris kreeg een relatie met de DJ van Café Nautilus. “Hij studeerde Grafische Vormgeving. Dat wisten mijn ouders wel, maar dat hij DJ was. Nee, dat hield ik geheim.” Ook kwamen wel eens schoolvriendjes bij Dorris thuis. “Ja, soms waren dat gewoon vrienden. Zoals Gert-Jan Altema. Die had heel lang haar en ik mocht hem knippen. Dan kwam mijn vader kijken, pakte met een bloedserieus gezicht een boekje, ging daarin bladeren en zei dan: ‘zo, als ik goed tel, ben jij vriendje nummer 131.’ Haha, ja dat was typisch mijn vader.”
Adamo
Sjir Titulaer was een bekende naam in Venlo. Hij zong operetteliedjes en trad samen met zijn vrouw regelmatig op. Om de kost te verdienen had hij in eerste instantie een snackbar op de Hoogstraat en vanaf 1970 dus Café-Bar Sjir in het Gildenstraatje. De plek waar Dorris nu balletles geeft. Ze herinnert zich nog goed dat de populaire chansonzanger Adamo een optreden gaf in het City Theater op de Vleesstraat. De achteringang was in het Gildenstraatje gevestigd. “Het was heel druk en buiten stonden tientallen mensen te wachten om een handtekening te bemachtigen. En waar was Adamo? Die zat heel relaxed bij mijn vader in de snackbar van frites met een croquet te genieten. Niemand had het door.”
Café
Vanaf 1970 koos vader Sjir er voor een eigen café te beginnen. Als 15-jarig meisje hielp Dorris daar mee. “Ik deed van alles. Ja bier tappen, glazen spoelen, maar ook schaaltjes met worst en kaas klaarmaken. In die jaren namen ze nog niet zo nauw met leeftijd en werktijdenwet. Ja, soms kwam er politie binnen als pap na sluitingstijd te lang doorging, maar ook dan deden ze niet moeilijk. Het was geen café met veel spektakel. Na sluitingstijd van de winkels kwamen de ondernemers en het personeel van V&D een pilsje drinken, maar ook vaak waren het eenzame mensen. Pap hield de zaak voor hun altijd open. Zelfs op pakjesavond of kerstavond kwam hij pas rond tien uur naar boven waar mijn moeder, mijn zus Wendy en ik braaf zaten te wachten. Hij vond het belangrijk een luisterend oor aan zijn klanten te bieden. Hij keek naar de wereld om hem heen en investeerde graag in iets goeds. Zo liet hij bijvoorbeeld een draaimolen op de Kwartelenmarkt neerzetten zodat kinderen er van konden genieten. Hij wilde altijd helpen.”
Boze echtgenotes
Ondernemers die te lang bij Sjir bleven hangen, konden in het café een telefoontje van moeder de vrouw verwachten, zo herinnert Dorris zich. “Ja, dan zeiden ze tegen pap: ‘zeg det dae van mich geliek nao hoes mot komme.’ Haha, ja zo ging dat vroeger. Verder kwamen er kaartclubs en Joekskapel Ut Hetje repeteerde er wekelijks. Hans op de Laak kwam dan vaak luisteren. Op een dag schilderde mijn vader toetsen op een kartonnen bord en gaf dat aan Hans. Dat gaf hem het gevoel dat hij met de kapel meespeelde. Prachtig toch.”
In 1978 nam Dorris de leidende rol van haar moeder bij de balletstudio over en amper drie jaar later overleed haar vader. Aan een onschuldige kindertijd was snel een einde gekomen, maar de herinneringen zijn haar nog steeds dierbaar. “Vroeger zaten mensen met stoelen buiten op straat met elkaar te kletsen. Soms mis ik dat wel eens ja. Het klink misschien vreemd, maar juist in deze tijd van onzekerheid zie je het weer terugkomen. Mensen maken weer uitgebreid een babbeltje met elkaar. Dat zie ik dan maar als het positieve aspect in deze moeilijke tijd.”