Mart Weijers: “Als je ouder wordt, zijn je jeugdherinneringen goud waard’

4 augustus 2021

In het tweede deel van de serie Kinder van de Venlose binnenstad staat Mart Weijers centraal. Zijn ouderlijk huis stond aan de Hoogstraat, een pand waar zijn vader tot medio jaren zestig ook een peperkoekenfabriek runde. Een gesprek met de inmiddels 65-jarige Mart levert een prachtige reeks aan anekdotes op over het leven in het centrum in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw.

Mart werd in 1956 geboren op de Hendrikxstraat, in Venlo-Zuid. “Mijn vader had toen nog een peperkoekenfabriek aan de Nieuwstraat. Een jaar later kregen mijn ouders echter de kans om voor 70.000 gulden een pand te laten bouwen aan de Hoogstraat. Een bovenwoning plus winkelgedeelte. Daar heeft hij van 1957 tot ongeveer 1964 de peperkoekenfabriek gehad. Door verschillende tegenslagen besloot hij te stoppen en in dienst te gaan bij een peperkoekenfabriek in Kevelaer en later ging hij werken bij Broekmans.”

Hondenpoep
Hoewel het ouderlijk huis van Mart officieel dus op de Hoogstraat gevestigd is, zullen veel Venlonaren het beschouwen als onderdeel van de Kwartelenmarkt. Hij knikt. “Ons huis lag voor de steeg die nu bekend staat als Gildenstraat. Daar heb ik in mijn jonge jaren veel gespeeld. Voetballen met Sjaak Peters en de jongens van Steylen, onze buren die een zaak hadden met wapensportartikelen. Of op de daken klimmen en vissen aan de Maas, maar ook kattenkwaad uithalen ja. In de Jodenstraat woonde het echtpaar Schoester. Hartstikke aardige mensen, maar toch besloten we er voor de grap een hoop hondenpoep voor de deur te leggen met daar overheen een krant die we vervolgens in brand staken. Ja, een bekende grap maar wel één waardoor ons telkens de tranen van het lachen over het gezicht rolden. Mijnheer Schoester kwam snel naar buiten en probeerde de brandende krant uit te trappen. Maar hij trapte natuurlijk vooral vol in de hondenpoep. Hahaha. De arme man.”

De Maas
Tijdens het vissen in de Maas wist Mart één keer een dusdanig grote vis aan de haak te slaan die sterker was dan hem. “Ik viel in het water, keek verbaasd om mij heen en zag plotseling mijn moeder met een deken op de kade staan. Ik heb nooit geweten hoe zij daar zo snel was gekomen. Zij heeft het mij nooit verteld. Maar het was raar. Of dat ze het aan heeft gevoeld. Ook klommen we vaker via een laddertje onder de stadsbrug naar beneden om zo richting Blerick te gaan. Dat was eigenlijk hartstikke gevaarlijk en nu kan het ook niet meer, maar wij deden het.” Een favoriete kwajongensstreek van Mart en zijn vrienden was om tijdens het fietsen op de Maaskade de eierdozen bij Duitse kooptoeristen uit hun handen te slaan.”Ja, die vielen allemaal kapot op de grond. Natuurlijk zochten we wel de types uit die niet hard konden rennen. Nee, ze hebben ons nooit te pakken gekregen,” zo zegt hij met een grote grijns op zijn gezicht.

625 jaar stad
Toen Mart 12 jaar oud was, vierde Venlo haar 625-jarig bestaan als stad. Het was 1968, een jaar dat veel mooie herinneringen bij hem oproept. “Zeker als je ouder wordt, zijn die mooie jeugdherinneringen goud waard. Het was een prachtige periode. De feesten in het centrum van de stad duurden bijna twee weken. Op de Kwartelenmarkt was veel te doen, onder andere een bokswedstrijd met Pie Steylen. Verder lieten de mannelijke ondernemers van het Gulde Schinkegilde allemaal hun baard staan en waren gekleed in schorten. Een stijl die aansloot bij de uitstraling van een gilde uit lang vervlogen tijden. Er was veel muziek en in de buurt stonden veel kraampjes. Vergelijk het maar met de latere Schinkemerret. In het Julianapark was prachtige, sfeervolle verlichting opgehangen. Dat maakte op ons als kinderen veel indruk. Het was fascinerend.”

Cubacrisis
Zoals veel andere kinderen die in die jaren in de Venlose binnenstad opgroeiden, kijkt Mart ook met warme gevoelens terug op die periode. “Het leven leek toen veel eenvoudiger en gemoedelijker. Er was minder stress. De saamhorigheid van zowel bewoners als ondernemers was sterk. Natuurlijk had dat met het tijdsbeeld te maken. Lang niet iedereen had bijvoorbeeld televisie of telefoon. Dus maakten mensen uit de buurt gebruik van de apparaten die bij een beperkt aantal mensen aanwezig waren.” Tijdens de Cubacrisis van begin jaren zestig was het echter korte tijd anders, zo weet Mart zich te herinneren. “Ik was nog jong, maar die periode maakte veel indruk op mij. Er heerste een bepaalde spanning in de stad die je als kind niet goed kon definiëren. Mijn ouders spraken er vaak met andere mensen over. Je voelde de angst. We zagen de beelden op tv. Velen waren toen echt bang voor een nieuwe wereldoorlog of voor het gebruik van atoomwapens. Die periode is mij altijd bij gebleven.”

Een meter braadworst zonder vel
De Cubacrisis liep goed af en de gemoedelijke sfeer waarbij tijd was voor kattenkwaad en geintjes ging gewoon door. Soms was Mart zelf het slachtoffer van plagerijtjes. Hij lacht. “Ja, Sjir Titulaer, de vader van Doris, stond bekend om zijn streken. Mijn vader waarschuwde mij er altijd voor. Maar toch, juist op 1 april, had Sjir mij te pakken. ‘Hey Martje, kom ens beej ome Sjir’, zo riep hij. Sjir gaf mij een rijksdaalder (2,50 gulden) en zei: ‘Ga bij Slagerij Verhoeven op de Beekstraat even een meter braadworst zonder vel voor mij halen.’ Ik liep braaf naar de zaak, niet wetende dat Sjir de beste man al had ingelicht. De slager stond al te grijnzen. Hij zei het niet meer op voorraad te hebben, maar stuurde mij door naar Joosten op de Vleesstraat. En zo ging dat door. Alle slagers in de stad wisten er van. En ik liep van de ene winkel naar de ander. Overal kreeg ik hetzelfde antwoord. En geloof me, in de binnenstad waren toen wel meer dan 15 slagers. Waar ze allemaal van konden bestaan, weet ik niet, maar ze waren er. Uiteindelijk was het slager Scheepers op de Lomstraat die zei: ‘Jong, ze halde dich veur de gek. Det besteit gaar neet.’ Mijn vader werd ook nog boos op mij en vroeg wat ik met die knaak had gedaan. Die had ik dus teruggegeven aan Sjir. ‘Stommerik, dao hadse dich ein groët iës beej Meijers op ut Nolensplein van motte kaupe.’ Tja, had ik dat maar gedaan. Hahaha.”

Sinterklaas en Kerstmis
Mart zucht met een licht gevoel van weemoed. “Het was een mooie tijd en uitstekende plek om op te groeien. Als ik terugdenk aan de prachtige etalages tijdens de weken rondom het Sinterklaas- en kerstfeest. Als kind kon je daar echt gefascineerd naar kijken en van genieten. En de rust die er op bepaalde dagen in de stad heerste. Bijvoorbeeld de zondag, maar ook op kerstavond, eerste kerstdag of nieuwjaarsdag. Als we na het kerstmenu met familie door de stad wandelden, kwam je alleen een enkele andere binnenstadbewoner tegen. Verder was het muisstil. Dat zorgde voor een bepaalde sfeer die paste bij de tijd van het jaar. Ik woon tegenwoordig in Arcen, maar nog steeds ga ik samen met mijn vrouw tijdens die dagen naar de stad. Nee, het is niet meer zo stil als vroeger, maar toch. Gewoon om die sfeer van toen te proeven. Het heeft iets bijzonders.”

Rob van Rhienen, onbekend, Mart Weijers, Ad Steylen, Gé Steylen.

Schooltandarts
Een pijnlijke herinnering heeft Mart ook. Het bezoek aan de beruchte schooltandarts, gevestigd vlak bij de stadsbrug. “Geen kind heeft daar prettige herinneringen aan. Het was er vreselijk. Tot twee keer toe wist ik te ontsnappen en verstopte mij dan thuis op zolder. De derde keer dachten ze slim te zijn en gingen de hekken op slot. Maar dat geintje had ik aan zien komen. Samen met een vriend hadden we de avond daarvoor met een tang een gat geknipt in de omheining. Dankzij mijn achternaam Weijers was ik als laatste aan de beurt. Alle kinderen voor mij gingen met angst en beven naar binnen. Sommigen hoorde ik huilen. Op het juiste moment ben ik er tussenuit gepiept. Door dat hek en vervolgens ben ik weer thuis op zolder gaan zitten. Bij de schooltandarts begrepen ze er niets van. Het was mijn ouders toen echter wel duidelijk dat ik echt niet wilde en ze besloten mij naar een reguliere tandarts te sturen. Mijn eigen zoon heb ik het nooit aangedaan om naar de schooltandarts te gaan.”

Lang zal ze Leven
Bij het volwassen worden, hoort vanzelfsprekend ook de periode van stappen. Mart was te vinden bij Boogaloo, ’t Vaat, Kings in Kaldenkirchen, maar ook bij buurman Sjir. “Dat was de stamkroeg van de vriendengroep waarmee ik de luchtbukssport beoefende.” In 1978 stapte Mart in het huwelijksbootje. “In de maanden voor onze trouwdag hoorde ik vanuit mijn slaapkamer regelmatig een groepje muzikanten oefenen op Lang zal ze Leven. De eerste weken was het niet om aan te horen, zo vals. Later werd het steeds beter. Alleen, ik kon niet thuisbrengen welk gezelschap het was en waar ze precies repeteerden. Tot mijn trouwdag. Plotseling kwam die vriendengroep van de luchtbukssport de feestzaal in ’t Ven naar binnen. En wat speelden ze? Lang zal ze Leven. Precies op de manier zoals ik het wekenlang had gehoord. Ik zal je eerlijk zeggen: op dat moment moest ik even een brok in mijn keel wegslikken. Ze hadden gewoon bij Sjir Titulaer gerepeteerd. En hij was er zelf ook bij. Dat maakte het extra bijzonder, want normaal ging de beste man nooit naar feestjes. Dat zijn momenten die je nooit meer vergeet.”

Zijn periode op de lagere school bracht Mart vanzelfsprekend door op de Sint Martinusschool. Vervolgens begon hij op de LTS. Het was zijn doel architect te worden. “Tekenen kon ik goed, maar ik had weinig op met Wiskunde. Dat heeft mij opgebroken. Uiteindelijk ben ik in de detailhandel terechtgekomen. Eerst bij Jamin in Venlo, later bij de Massamarkt in Blerick en vervolgens bij Halfords. In de jaren 80 nog bij het filiaal op de Lomstraat in Venlo en later was ik mede verantwoordelijk voor het opzetten van nieuwe zaken in de rest van het land.” Inmiddels is Mart met pensioen. En hoewel hij al jaren met veel plezier in Arcen woon, ligt zijn hart nog altijd in Venlo. En dat is logisch, zo zegt hij. “Daar ligt mijn jeugd en natuurlijk de vele mooie herinneringen. Die nemen ze mij nooit meer af. Zoals gezegd: het was een prachtige tijd en plek om op te groeien.”

Bekijk ons magazine

Blader door onze artikelen in Venlovanbinnenstad