Bij het bekijken van foto’s en filmbeelden van Venlo en Blerick na de bevrijding rijzen steeds dezelfde twee vragen op. Waar haalden de mensen na alle doorstane oorlogsleed de moed vandaan om de ravage te lijf te gaan? Hoe is men er toch in geslaagd om die enorme hoeveelheid puin af te voeren?
Tekst: Sef Derkx | Beeld: Collectie Sef Derkx
Verwondering en bewondering voor de ‘generatie der gebombardeerden’ wisselen elkaar af bij het zien van de opnames. Eerst maar eens de verwondering. Grote delen van Venlo en Blerick lagen in puin. Een kwart van de woningen in Venlo was onherstelbaar beschadigd, een kwart herstelbaar. De rest had schade aan het dak of glasschade. In het stadsdeel Blerick moest een derde van het woningbestand worden afgeschreven. Anno nu zou er onder dergelijke omstandigheden een armada van bulldozers, graafmachines, kranen met grijpers en vrachtauto’s aan komen rollen. Op de foto’s en filmfragmenten uit 1945 zie je mannen met een schop of een houweel. Ze gooien het puin op een kar waar een paard voor staat. Een vrachtauto met laadbak komt zelden in beeld. Uit de verwondering over het geringe aantal mensen en vooral het gebrekkige materieel vloeit als vanzelf de bewondering voort. Oprechte bewondering, want de ‘generatie der gebombardeerden’ heeft het toch maar voor elkaar gekregen. Hun moed, doorzettingsvermogen en inspanningen dwingen ook na al die jaren nog steeds respect af.
3 maart 1945
Op de eerste échte vredesdag, 3 maart 1945, begon een kleine groep mensen aan een klus die schier onmogelijk leek: het afvoeren van het puin en vuil in Venlo en Blerick. Het Gewestelijk Arbeidsbureau had gedacht driehonderd vrijwilligers te kunnen strikken, maar de opkomst viel tegen. Veel jongens en mannen waren op dat moment nog geëvacueerd in het hoge noorden. De gelukkigen die hier de bevrijding hadden meegemaakt, waren veelal ingeschakeld door de geallieerden. De bezetter had in de laatste fase van de oorlog alle motorvoertuigen in beslag genomen en naar Duitsland gebracht. Voor het transport van het puin moest daarom een beroep worden gedaan op de ‘gerdeneers’, die nog over paard en kar beschikten. De eerste pogingen waren meer dan goed bedoeld, maar zetten geen zoden aan de dijk. De deplorabele staat van Venlo en Blerick, vereiste een hele andere, grootschalige aanpak. Het gemeentebestuur trad in overleg met de geallieerde autoriteiten en kreeg de toezegging dat er twintig vrachtauto’s ter beschikking zouden worden gesteld. Op 20 maart verscheen de oproep zich vrijwillig op te geven voor de opruimwerkzaamheden. Op zondag 23 maart kwam er hulp uit het zuiden van de provincie. Honderden mijnwerkers offerden hun vrije dag op om mee te helpen. Werken op zondag was voor katholieken niet geoorloofd. De bisschop had echter dispensatie verleend.
April 1945
Ook de volgende zondag traden de vrijwilligers uit het zuiden weer aan. De R.K. Arbeidersbeweging afdeling Venlo deed een klemmend beroep op de leden om op zondag 8 april het voorbeeld van de mijnwerkers te volgen. Ruim tweeduizend mannen en jongens meldden zich aan. ‘Broederlijk werkten arbeiders en doktoren, middenstanders en fabrikanten, tuinders en ambtenaren, kortom alle lagen en klassen van de bevolking, naast elkaar met schop, riek of houweel om Venlo te verlossen van het puin en vuil waarin het dreigde te verzinken.’, lezen we in de Gazet van Limburg van 11 april 1945. Transportondernemers uit Horst en Venray schoten die zondag te hulp. Op hun vrachtauto’s stonden leuzen als ‘Horst helpt Venlo’ en ‘Venray helpt Venlo’. Toen ze zich ’s avonds opmaakten om naar huis te rijden, waren de opschriften door de Venlonaren veranderd in ‘Venlo dankt Horst en Venray’. Al het puin werd gestort op een centrale plaats: het voormalige spoorwegemplacement van de Köln-Mindener, de plek waar nu het Julianapark is.
Moed en herstel
Venlo wankelde op zijn benen als een aangeslagen bokser, in de eerste weken na de bevrijding, maar de stad vatte moed, herstelde zich en vocht terug. De Vliegende Hollander, een blad verspreid door de geallieerde luchtmacht, publiceert op 9 maart 1945 een verslag uit Venlo van het ANP. Het is geschreven door een oorlogscorrespondent die hier in de eerste dagen na de bevrijding verblijft. De journalist is er getuige van als op 3 maart 1945 een konvooi met dertig ton voedsel de stad binnenkomt. Enkele uren later arriveren vier vrachtauto’s met geschenken die door Engelse families bijeengebracht zijn voor de oorlogsslachtoffers in bevrijd Nederland. Een dag later komt opnieuw dertig ton voedsel aan. Het meel wordt gebracht naar bakkerijen die nog intact zijn.
Uitstekend moreel
Na maanden van ontbering snuiven de Venlonaren weer de heerlijke geur op van versgebakken brood. Het moet een vreugdevolle ervaring geweest zijn. De persvertegenwoordiger bezoekt de binnenstad en constateert dat van de belangrijke openbare gebouwen alleen het stadhuis nog overeind staat. Kerken en kloosters zijn in ruïnes veranderd. De hoofdstraten zijn versperd door puin. Veel mensen lijden aan huidziekten, een gevolg van gebrekkige hygiëne en ondervoeding: ‘Maar ondanks dit alles is het moreel van de bevolking uitstekend en velen bieden met geestdrift hun diensten aan om de Geallieerde en Nederlandse autoriteiten te helpen om zoo snel mogelijk orde te brengen in den door de Duitschers achtergelaten chaos.’
H.A.R.K
Het orde brengen in de chaos zou echter veel langzamer gaan dan gedacht. Er was weer voedsel en in de wijken waar de waterleiding defect was, kwamen dagelijks tankauto’s drinkwater brengen. Elektriciteit werd mondjesmaat gedistribueerd. De H.A.R.K. (een afkorting die staat voor Hulp Actie Roode Kruis) zorgde voor kleding, schoeisel en huisraad. De allerergste nood was daarmee gelenigd, maar de problemen waren nog steeds groot en talrijk. Het ruimen van het puin en afval leek een schier onmogelijke taak. Er was hulp nodig op grote schaal. De verschillende instanties hielden zich Oost-Indisch doof voor de noodkreten uit Venlo.
In beslag
Het gemeentebestuur, het comité Maatschappelijk Herstel Venlo en de militaire commissaris Constant Receveur vonden nergens gehoor. Bij het Centraal Transport Bureau kreeg Receveur de mededeling dat de wederopbouw van Venlo slechts bijzaak was. Als de toestand werkelijk zo schrijnend was als geschilderd, moesten Venlo en de regio maar geëvacueerd worden. Daarmee zou het probleem voorlopig opgelost zijn. De getergde militaire commissaris liet daarop in april 1945 zes vrachtauto’s van het Rayonbureau voor de Wederopbouw in beslag nemen. Ze werden ingezet bij het transport van het puin uit de binnenstad.
minister-president GerbrandyOp 13 april 1945 bracht minister-president Gerbrandy een bezoek aan Venlo. Burgemeester Berger hield een hartstochtelijk pleidooi om tweeduizend noodwoningen toegewezen te krijgen. Gerbrandy knikte beleefd, maar zei niets toe. Venlo kreeg steeds meer het gevoel dat het er bij de wederopbouw helemaal alleen voor stond. Het gemor werd almaar luider. Dagblad voor Noord-Limburg werd de spreekbuis van de collectieve verontwaardiging. De krant maakte zich in hoofdredactionele commentaren kwaad over het feit dat de rest van Nederland zich geen zier aantrok van de deplorabele toestand waarin Noord-Limburg verkeerde. Het was daardoor onmogelijk: ‘om te geraken uit de toestanden van verlamming, die de vernielingen en plunderingen hebben achtergelaten.’
Stuur Sef Derkx een e-mail: floddergats@xs4all.nl.
Zondag 1 maart 2020, 16.00 uur
Lezing en filmvoorstelling door Sef Derkx
‘Nog nooit was de Maas zo breed’
Drie maanden wachten op de bevrijding
CityCinema, Picardie, Venlo
De lezing is gebaseerd op archiefonderzoek en op de persoonlijke verhalen, die Sef Derkx in voorbije jaren heeft opgetekend voor zijn historische kroniek Floddergats. Indringend en direct tot ons sprekend zijn de fragmenten uit oorlogsdagboeken en brieven. Naast deze persoonlijke getuigenissen wordt filmfragmenten vertoond van de bevrijding van Blerick, die de geschiedenis is ingegaan als The perfect battle of Blerick. Bijzonder zijn de reportages, die filmer John Fernhout in Venlo en omgeving maakte in de dagen onmiddellijk na de bevrijding. Tot slot wordt de iconische Puinfilm van Dré Brenneker en Baer Thiery vertoond.