Stel ôg ens veur (1984): Bij de Venlose Revue ontstaan vriendschappen voor het leven

13 april 2022

Het succes van de eerste Venlose revue Waat ennen tièd (1980/1981) had alle verwachtingen overtroffen. Een nieuwe revue leek niet haalbaar want een herhaling van het succes zou onmogelijk zijn. Toch kreeg de Venlonaar een nieuwe revue geschonken. De reden: de opening van de Maaspoort in 1984. Dit is het tweede deel van de historie van de Venlose revue.

Tekst: Rob Buchholz | Beeld: Leon Vrijdag, Harold Baur en Aad Lips

Schrijver Frans Boermans kreeg het verzoek om een nieuwe verhaallijn te schrijven voorgelegd. Over die nieuwe revue zou hij later zeggen: “Als ik alles vooraf had geweten, was deze revue eenvoudiger van opzet geweest.”

Andere artistieke eisen
Spelen in De Maaspoort was toch andere koek dan de vertrouwde Prins van Oranje. Het nieuwe theater stelde andere artistieke eisen aan alle betrokkenen. Daarvan was Boermans zich als geen ander bewust. Samen met zijn zoon Theu als regisseur en componist/orkestleider Jan Theelen begon hij aan deze uitdaging. Een uitdaging die hij zelf transformeerde in een megaproject. Behalve de indrukwekkende verhaallijn schreef Boermans namelijk ook 31 van de 35 liedjes. “Ja, er zijn momenten geweest dat ik de hele zaak wilde opdoeken,” zo liet hij vlak voor de première in september 1984 weten. “Mijn vrouw wist mij toch telkens weer over te halen om door te gaan.”

Uitdagende klus
De eerste revue Waat ennen tièd dreef op de golven van nostalgie en herinneringen. Dat was de wereld van de bevrijding, wederopbouw en processie. Veel Venlonaren van toen, begin jaren tachtig, hadden die periode nog bewust meegemaakt. De zin: ‘Zoë waas ut beej ôs thoes auk,’ was vaak te horen. Het echte Venlose familiegevoel dat die eerste revue uitstraalde, was voor bijna iedereen voelbaar. Bij Stel ôg ens veur werd daarentegen een compleet nieuw verhaal in vier bedrijven gemaakt; een verhaal gebaseerd op de wereld van sagen en vertelsels uit een grijs verleden. Een periode van spoken, geesten en afgodsbeelden, maar ook van Middeleeuwen en de Franse revolutie met als uiteindelijke doel om lijntjes en verbanden naar het heden te leggen. Een meer dan uitdagende klus. De algemene gedachtegang bij veel Venlonaren was dan ook: ‘Het kan nooit beter worden dan de vorige revue.’

Hoge kosten
Behalve de uitdaging van het verhaal kreeg de organisatie achter de Venlose Revue ook nog eens te maken met hoge kosten (zes keer hoger dan in 1980) en een gemeenteraad die bakkeleide over de garantiesubsidie. Een subsidie die nodig was om uit de hoge kosten (zaalhuur, decors et cetera) van 300.000 gulden te komen. Met name de linkse partijen PvdA en PPR/PSP waren fel tegen deze financiële steun. De moed zonk Boermans met enige regelmaat in de schoenen. Waar was hij aan begonnen? Voor hem was dan ook duidelijk dat een revue met een dergelijke omvang als Stel ôg ens veur toen had, nooit meer mogelijk zou zijn. Had Frans Boermans te hoog gegrepen? Nee! Dat antwoord is achteraf makkelijk te geven, maar de Venlonaren lieten hem niet vallen. En masse werden kaarten a 25 gulden voor de in totaal 20 uitvoeringen (15 in 1984 en 5 in 1985) gekocht. Een entreeprijs waarover de gemeenteraad overigens toen ook de nodige kritische vragen stelde. Die zou te hoog zijn. Ook de 2.500 dubbelelpees die op de markt werden gebracht, waren snel uitverkocht. Dat bleek een extra financiële injectie waardoor de revue niet in de rode cijfers belandde.

Groots van opzet
Uiteindelijk bleek alles aan Stel ôg ens veur groots van opzet, maar vooral succesvol te zijn. De ingehuurde decorbouwer uit Amsterdammer maakte de voor hem grootste en meest indrukwekkende decors in 15 jaar. Zo moest de acht meter hoge toren uit het tweede bedrijf met een speciale lift worden opgebouwd. Tijdens de voorstellingen was er op het podium plaats voor levensechte dieren: twee paarden, drie varkens en acht ganzen. Boermans was bovendien vooraf al overtuigd dat een aantal liedjes een prominente plek in de toch al rijke Venlose muziekhistorie zouden krijgen. Hij kreeg gelijk. De iërste kösmoel, maar vooral Dit is de Plaats wisten de Venlonaar recht in het hart te raken. Deze klassiekers worden tot op de dag van vandaag telkens weer massaal meegezongen. Met Vastelaovend, bruiloften, feestjes of gewoon in de huiskamer.

Perfect staaltje casting
Ook staan diverse rollen tot de dag van vandaag in het geheugen gegrift van iedereen die deze revue zag. Denk aan Funs van Grinsven als Flujas of Hermke Bauer als Keizer Napoleon. De ene rol was imponerend, de ander zorgde juist voor pijn aan de kaken van het lachen. Vader en zoon Boermans plus regieassistente Marian Martens waren er in geslaagd om de juiste personen aan de juiste rollen te koppelen. Een perfect staaltje casting. Kortom: ieder detail bij deze revue was op orde. Uiteindelijk klonk er vanuit het toenmalige Dagblad voor Noord-Limburg ook kritiek. De uitvoering zou met 4.5 uur te lang zijn en voor de pauze viel er te weinig te lachen. Boermans pareerde die kritiek simpel: “Als ze een hele avond willen lachen, gaan ze maar naar André van Duin.”

Alles bleef geheim
Om de spanning voor de première op te voeren, besloot de organisatie om vooraf geen foto’s van spelers of decors te delen. Alles bleef geheim. En dat was niet eenvoudig, want maar liefst 125 mensen waren anderhalf jaar lang bij de voorbereidingen betrokken. Echte hoofdrollen waren er deze keer niet, al keerden bekende spelers uit de revue van 1980 – zoals Annie Renkien, Wiel Vestjens, Jan Pollux en Hannelore Winter – weer terug. Repetities vonden plaats in Hotel Maagdenberg en de Venlonazaal. De Maaspoort was tenslotte nog niet klaar. Zelfs op de avond van de EK finale eind juni 1984 (tussen Frankrijk en Spanje) hielden vader en zoon Boermans de teugels strak: er moest en zou gerepeteerd worden. Een aantal spelers liet zich wel eens ontvallen: ‘Dae Boermans is eine echte slavendrièver.’

Problemen en uitdagingen
Toen theater de Maaspoort vlak voor de eerste uitvoeringen klaar was, ontstond echter direct een nieuw probleem. Veel spelers maakten op het grote podium een ontspoorde indruk. De repetities in kleinere locaties hadden een verkeerd beeld van de ware omvang geschetst. Het nieuwe theaterpodium bleek twee maal groter dan velen gewend waren. Toen uiteindelijk de generale repetities op het grote podium van het nieuwe Venlose theater plaatsvonden, moesten ook de decors nog tot twee maal toe worden afgebroken. De eerste keer vanwege de officiële opening van de Maaspoort met Koningin Beatrix, maar ook vanwege een pianoconcert. Maar al die problemen, uitdagingen en overlast wisten de cast, schrijver en regisseur te overwinnen.

Verwachtingen overtroffen
Uiteindelijk bleek het alle sores waard te zijn. Maar liefst 11.000 mensen bezochten de eerste serie van 15 voorstellingen in het najaar van 1984. Nog eens 3.500 volgden in het voorjaar van 1985. Stel ôg ens veur zorgde voor een echte win-win situatie. Want behalve het succes voor alle betrokkenen wist ook het nieuwe theater De Maaspoort te profiteren van deze meer dan geslaagde cyclus. De revue had de drempelvrees voor het nieuwe theater bij de Venlonaren weggenomen. De mensen waren binnen geweest en de vraag of men zich daar wel thuis voelde, was positief beantwoord.

Gedeuns
Over of er na deze revue nog een vervolg zou komen, was Frans Boermans toen meer dan duidelijk: “Een revue van deze omvang lijkt mij onmogelijk. Het is ons nu weer gelukt om de verwachtingen te overtreffen. Maar het kostte veel tijd, energie en discussies. Het was te zeer een gedeuns. Misschien dat we iets met dialecttheater of een musical kunnen doen. Maar nu ga ik eerst na anderhalf jaar weer eens mijn hengel pakken en rustig vissen.” Terloops liet Boermans nog wel weten: “Ik heb hier nog wel een Venlose vertaling liggen van Shakespeare’s Midzomernachtsdroom liggen. Misschien kunnen we daar nog ooit iets mee doen.”

Vaat 11: Coen Vestjens, Jan Buchholz, Sjaak van Elswijk

Spraakmakende rollen
De mannen van Vaat 11 hadden zich bij de uitvoeringen van Waat ennen tièd in de Prins van Oranje immens populair gemaakt. Het liedje Butterfahrt groeide uit tot één van de meest populaire liedjes uit de historie van de Venlose Revue. Het was dan ook niet meer dan logisch dat de heren bij Stel ôg ens veur weer een aantal spraakmakende rollen kregen toegewezen. Sjaak van Elswijk, Jan Buchholz plus Wiel en Coen Vestjens vertellen over de twijfels vooraf, de humor tijdens repetities en uitvoeringen, maar vooral over de bijzondere sfeer die voor een revuegezelschap zo kenmerkend is.

Iedereen toch weer enthousiast
Sjaak van Elswijk is direct duidelijk. “Zou het wel weer een succes worden?” Hij knikt bedachtzaam. “Ja, dat vroegen wij ons echt vooraf af. Waat ennen tièd was op alle fronten uniek en het succes was ongekend.” Wiel Vestjens voegt daar aan toe: “Het succes van de eerste revue kwam voort uit de herkenbaarheid: de bevrijding, processie, de gevoelens uit die tijd. Toen bij die eerste voorstelling in 1980 het doek openging, zagen we echt mensen met tranen in hun ogen in de zaal zitten. Voor veel mensen die het einde van de Tweede Wereldoorlog hadden meegemaakt was het weer 1945. Ze stonden weer midden op de Parade. Ze herbeleefden de tegenstrijdige combinatie van intense vreugde vanwege de bevrijding met het verdriet van de ongekende verwoestingen door bombardementen, maar ook van de vele doden. De Venlonaren die niet van de vrijheid konden genieten. Dat gevoel was in 1980 tijdens de uitvoeringen gewoon tastbaar. De reacties waren vanzelfsprekend fantastisch. De stad droeg ons op handen. Maar hoe konden de makers en bedenkers dat gevoel en die emotie overtreffen? Door de opening van De Maaspoort in 1984 ontstond het idee voor een nieuwe revue en ondanks de eerste twijfels slaagde Frans Boermans er toch weer in om iedereen enthousiast te krijgen.”

Vroede Vaderen
De leden van Vaat 11 kregen diverse rollen. De heren waren betrokken bij de openingsscène als Flujas met zijn volk op zoek gaat naar een nieuwe vestigingsplaats, maar ook bij andere verhaallijnen van deze revue kreeg Vaat 11 een aantal rollen toebedeeld die het gezelschap op het lijf geschreven waren. Van Elswijk: “Wij waren de Vroede Vaderen – een soort van gemeenteraad – en het Fluiterskorps uit de partnerstad Krefeld en de Garde Civique als begeleiders van Napoleon (Hermke Baur). Wiel Vestjens speelde ook nog de rol van Wannevleeger op de stadsmuur.” De rolverdeling was duidelijk en anderhalf jaar voor de première begon ook Vaat 11 met de voorbereidingen. “We kregen het script en men zei: begin maar te repeteren,” zo weet Jan Buchholz zich te herinneren. “In eerste instantie oefende iedereen voor zichzelf. Onze rol als Vroede Vaderen was daarbij het meest eenvoudig want die teksten konden we tijdens de uitvoering zittend van achter een tafel gewoon vanaf papier oplezen.”

Wiel Vestjens

Vriendschappen voor het leven
Bij de eerste officiële repetities werd direct duidelijk dat de sfeer bij de spelers onderling wederom meer dan goed was en de humor stond natuurlijk centraal. Wiel Vestjens zei daarover: “Tijdens het repeteren ontstaan vriendschappen voor het leven. Je bent anderhalf jaar zo intensief met elkaar in de weer. Bij diverse revues zijn zelfs relaties ontstaan. Spelers delen namelijk lief en leed met elkaar. Dan groei je meer dan gemiddeld naar elkaar toe. En ja, daar horen natuurlijk ook momenten van verdriet bij.” Vaat 11 lid Sjaak Peeters had geen rol op het podium tijdens deze revue. Hij was achter de coulissen belangrijk. Vestjens: “Sjaak was een ongelooflijk harde werker en echt overal inzetbaar. Hij was meer dan een aangever. Vlak voor één van de voorstellingen kregen we te horen dat hij plotseling was overleden. Ik heb die avond mijn rol gespeeld, ben naar huis gegaan en heb gehuild als een kind. Een fles whisky heeft mij toen door de nacht geholpen. Vreselijk. Maar dat toont eens te meer aan: de revue is één grote familie. Zijn dood raakte iedereen.”

Humor
Het is toch vooral de humor die tijdens repetities als uitvoeringen centraal staat. De humor die zeker voor de heren van Vaat 11 zo kenmerkend is. Echt Venloos, spontaan, maar vooral kwant en joeksig. “Je bent de hele avond op of rondom de bühne bezig,” aldus Coen Vestjens. “Ja, dan slaat ook de meligheid wel eens toe. Zeker als er al een aantal voorstellingen gespeeld zijn. Zo had Theo van Heyster – toen ook lid van Vaat 11 – een rol waarbij hij vooral deed alsof hij lag te slapen. Het enige dat Theo af en toe moest zeggen was: ik bin taege! Die scene duurde echter dusdanig lang dat hij wel eens echt in slaap viel. Dan gaf ik hem een flinke schop om hem wakker te houden. Door spontane acties, de onderlinge grapjes en speelvrijheid duurde de voorstellingen na verloop van tijd zeker 10 minuten langer. Maar dat zal niemand in de zaal gemerkt hebben. Juist die losse sfeer maakte het voor ons als spelers juist nog leuker.”

Poepend paard
Jan Buchholz valt hem lachend bij. “Tijdens de openingsscène met het liedje Wied is de waeg was het zaak dat iedereen heel serieus keek. Maar wat gebeurde er: vlak voor het doek opging, stonden een aantal spelers gekke gezichten naar elkaar te trekken. Zeker op het moment dat iedereen bloedserieus moet zijn en de spanning over het begin van het optreden voelbaar is, barsten de mensen juist dan hard in het lachen uit. Ik geloof niet dat het publiek in de Maaspoort er iets van gemerkt heeft. Maar wij lachten ons af en toe blauw op het podium.” Bij het noemen van één anekdote volgen er vanzelfsprekend altijd meer. Zo zat Hermke Baur bij zijn rol als Napoleon op een echt paard. Het dier werd altijd met een lift naar het podium vervoerd. Na drie voorstellingen zei Huub Berendse: “Wat d’r auk gebeurt, ik krieg dae hiëp aan ut schiete op de bühne.” Buchholz lacht hard als hij het verhaal weer vertelt: “Het paard kreeg vervolgens ander eten gevoerd en hupsakee: bij de volgende avond ging die moppentrommel vol open. De stank op het podium was niet om te harden.”

Theo van Heijster

Verboden te drinken
Hoewel diverse mensen dus probeerden om de gehele club van spelers en andere betrokken continu in het gareel te houden, slaagde men daar niet in. Zo liet de toenmalige directeur Guido Abbenhuis van het nieuwe Venlose theater duidelijk zijn mening horen over een aantal zaken. “Wat jullie hier ook doen. Er wordt voor en tijdens de voorstellingen niet gedronken.” Alles en iedereen knikte braaf ja, maar de beloftes waren snel gebroken zo weet Coen Vestjens zich te herinneren. “René Evers zorgde regelmatig dat er op een avond diverse 15-liter vaatjes bier in de kleedkamers bezorgd werden. Abbenhuis had niets door, maar aan het einde van de cyclus waren er zoveel vaten verzameld, dat we daar bijna een toren van konden bouwen.”

Na de 15 voorstellingen in het najaar van 1984 volgde in de lente van 1985 nog eens vijf uitvoeringen. De heren van Vaat 11 zeggen daarover: “Na anderhalf jaar repeteren zaten de teksten bij iedereen er goed in. In het voorjaar is de hele groep van acteurs nog eens zes weken bij elkaar gekomen om de rollen en het verhaal goed door te nemen, maar de basis stond.” Na de allerlaatste voorstelling werd er in het artiestenfoyer van De Maaspoort flink en vooral lang feestgevierd. Iedereen zong de klassieker ‘Ut is gedaon’ luidkeels mee. Vaak met een grote lach, maar hier en daar ook met een traan. Het was een fantastische tijd geweest. Voor iedereen.

De interviews hebben in eerder stadium plaatsgevonden. Ook Wiel Vestjens haalde voor zijn overlijden in 2018 nog herinneringen aan deze revue op.

Bekijk ons magazine

Blader door onze artikelen in Venlovanbinnenstad