Wat was er toch aan de hand in de periode voorafgaand aan de vastelaovend van 1972. Geen ‘leedjesaovend’, wel een single met vier winnende liedjes die niet als zodanig werden erkend, onrust bij Jocus. En wat hadden de heren van Vaat 11 daar allemaal mee te maken?
Tekst: Jac Buchholz | Beeld: VenloVanbinnen, Vaat 11
Ze komen nog iedere vrijdagavond bij elkaar, de heren van Stamtaofel Vaat 11, althans, de leden die er nog zijn. Vanavond zijn ze met z’n vieren, bij De Gaaspiep: Jacques van Elswijk, Coen Vestjens, Nico Verbeek en Jan Buchholz (inderdaad, voor de schrijver dezes ome Jan, red.). Hoofddoel van vanavond is terug te gaan naar de maanden voorafgaand aan de vastelaovend in 1972 – waar Nico Verbeek, zo geeft hij aan, niet zo veel vanaf weet: “ik kwam er pas later bij”.

De Beerbrouwers
Oorsprong
Eerst even naar het hoe en wat. Vaat 11 werd in 1966 opgericht door een aantal vrienden uit de Venlose binnenstad. “De oorsprong gaat terug naar jongensclub St. Martinus, daar kenden we elkaar onder andere van”, vertellen Jacques van Elswijk en Coen Vestjens. “Een jaar later zijn daar De Beerbrouwers uit ontstaan. Daar hebben in de loop der jaren ook leden van andere groepen deel van uitgemaakt.” “Je had in die periode de Venlose Straotzengers”, vult Jan Buchholz aan. “Die stopten in 1967. Als Beerbrouwers hebben wij ze toen min of meer opgevolgd.”
Koninklijk huis
De mannen, het waren er altijd ‘ten hoogste’ 11, organiseerden onder meer zittingen, feestavonden en ook de buutkampioenschappen; De Beerbrouwers traden vooral op als zanggezelschap. Naast bekende namen als Hay Crompvoets, Wiel Vestjens, Piet Pollux en Jan Pollux maakte ook lange tijd een dame deel uit van het gezelschap. In eerste instantie Hannelore Winter, daarna Claar Boots. Waar traden ze zoal op? “Van Gennep tot Maastricht”, antwoordt Coen Vestjens. “Maar ook buiten de provincie, zoals in Eindhoven”, zegt Jacques van Elswijk. Nico Verbeek lachend: “In het buitenland ook, in Antwerpen.” “En voor het koninklijk huis”, merkt Jan Buchholz op om zich meteen te corrigeren, “Nou ja, voor het personeel van het koninklijk huis.”

Vlnr: Jan Buchholz, Coen Vestjens, Jacques van Elswijk en Nico Verbeek
Stomdronken kok
Wat dan volgt is een serie anekdotes over optredens op paleis Soestdijk en het Paleis op de Dam. Over de kamerheer, Fox, van prins Bernhard, die niet mocht tappen voordat het belletje was gegaan. Toen de leden van het Limburgse gezelschap enigszins verslagen reageerden, merkte deze Fox met uitgestreken gezicht op dat dat niet wilde zeggen dat iedereen op het belletje moest wachten om te tappen. Tot grote vreugde van Vaat 11. Het gaat eveneens over een stomdronken kok die na een fles jenever te hebben genuttigd laveloos moest worden weggedragen. En over nog andere zaken die beter niet aan het papier toevertrouwd kunnen worden.
Veranderingen
Dan naar 1972, of beter 1971. Er was het een en ander loos binnen Jocus, maken de heren duidelijk. “Misschien handig om te weten dat de nodige leden van Vaat 11 ook een functie binnen Jocus, onder meer in de Joekscommissie hadden”, legt Jacques van Elswijk uit. “En een deel van die leden zagen graag wat zaken veranderd”, vervolgen Coen Vestjens en Jan Buchholz. “Zo was er het verzoek om de functie van vorst en voorzitter te splitsen, met een voorzitter die vooral organisatorisch z’n mannetje stond en een vorst die als gezicht van de vereniging moest fungeren. En dat de winnende liedjes van de leedjesaovend niet exclusief door de Hofzengers zouden worden ingezongen, zoals toen het geval was, maar door de oorspronkelijke zangers.”
Strubbelingen
Die gevraagde veranderingen, glimlacht Van Elswijk, schoten toenmalig Vors Joeccius XI Sef Hendrikx, ook wel bekend als ‘De Kiep’, in het verkeerde keelgat. Die dacht dat wij, Vaat 11, een soort coup wilden plegen, maar dat was absoluut niet het geval.” Al met al leidden al die strubbelingen wel tot het afgelasten van de Leedjesaovend. “En bijna de vastelaovend”, grapt Van Elswijk. Uiteindelijk werd tijdens een algemene vergadering waarvoor de vorst alles en iedereen optrommelde die hij op zijn hand kon krijgen tegen de veranderingen gestemd. Maar toen was de reuring al compleet, herinneren de heren zich nog.

De single uit 1972
Toch een single
Geen leedjesaovend dus. Toch kwam er een singletje uit met vier ‘winnende’ liedjes. Alleen was dat geen initiatief van Jocus, maar van Vaat 11, meer precies van een aantal Beerbrouwers. De mannen weten nog wel hoe het ging. “We kenden goede liedjesschrijvers. Die gingen aan de slag. Piet Pollux zong vervolgens Melkboer, Jan Pollux Verzeuk, Wiel Vestjens Plök d’n daag en Hay Crompvoets Hol adie-jee-ja.” Maar hoe kregen ze die liedjes vervolgens op single. “Dankzij Jos Wolff, die dat normaal voor Jocus regelde en de contacten onderhield met Phonogram. Jos was beschermheer van Vaat 11. Of ze bij Phonogram van de strubbelingen gehoord hadden, weten we niet, maar wij mochten naar Hilversum waar de vier nummers zijn opgenomen.”
Verzoeningsdiner
Daarmee had Venlo in 1972 toch zijn vier vastelaovesleedjes. Die dat jaar veelvuldig in de Venlose cafés te horen waren. Tussen Jocus en Vaat 11 kwam het ook weer goed, een klein jaar later, tijdens een verzoeningsdiner bij hotel-restaurant Wilhelmina. En de liedjes? “Die werden jaren lang niet erkend en dus niet vermeld. Maar ook wat dat betreft is de kou uit de lucht en tegenwoordig worden de liedjes van 1972 gewoon door Jocus vermeld.”

Vaat 11 in de beginperiode