Venlo door de eeuwen heen – Deel 18: 1875-1900 Van doodse stad tot stormachtige groei

20 mei 2021

De vestingwerken werden afgebroken. Venlo moest groeien. Maar dat verliep aanvankelijk minder florissant dan gehoopt. De goedkeuring van het plan Van Gendt zorgde voor de nodige discussie en wrevel tussen het Rijk en het stadsbestuur. Bij de Nederlandse overheid ging het vooral om geld verdienen en dus een sobere invulling van de gebieden, Venlo zocht grandeur en welvaart.

Tekst: Rob Buchholz | Beeld: archief VenloVanbinnen

Het Rijk gaf de ontmanteling van de vestingsteden in handen van De Dienst der Domeinen, een onderdeel van het Ministerie van Financiën. Zij gaven ingenieur Frederik Willem van Gendt de taak om de individuele steden te ontmantelen met daarbij de belangrijke opmerking dat er zoveel mogelijk geld met de nieuwe gebieden verdient kon worden. Bepaalde stukken grond en percelen werden daarom bij voorbaat door de overheid gereserveerd voor de aanleg van overheidsgebouwen en spoorwegvoorzieningen, maar ook voor de huisvesting van het nog aanwezige garnizoen. De resterende stukken grond werden aan de steden zelf aangeboden of –als er geen geld was – via een veiling verkocht.

Soberheid troef
De onderhandelingen van ingenieur Van Gendt verliepen moeizaam. Venlo had weinig financiële mogelijkheden. Het volk morde. In 1872 werd echter een akkoord bereikt. De stad kreeg kosteloos de beschikking over bestaande en nog aan te leggen wegen, pleinen en waterleidingen. De resterende delen vonden per veilingverkoop plaats. Omdat Van Gendt met de hand op de knip zijn plannen moest uitvoeren was er weinig ruimte voor de aanleg van parken, singels en natuurrijke wandelgebieden. Het was soberheid troef.

Groei buiten de stadsmuren
Pas nadat stukken grond net buiten de voormalige stadsmuren verkocht waren, kreeg Venlo meer aanzien. Net buiten de voormalige Gelderse Poort werd binnen een jaar het gebied rond de Bolwaterstraat en Ginkelstraat uit de grond gestampt. Een paar jaar later startte de bouw van het gebied Valuasstraat, Noord Buiten- en Binnensingel, Parkstraat, Mercatorstraat en Martinusstraat. Op de verkochte kavels van wat nu de Kaldenkerkerweg is, werden statige herenhuizen gebouwd. Het was nodig. De stad snakte naar verbeteringen en positieve ontwikkelingen. Tot het moment van verdere uitbreiding leek Venlo volgens velen op een afgebrand dorp. Er gebeurde te weinig in een stad die vooral somberheid uitstraalde.

Oude stadsmuur gevonden tijdens aanleg Maasboulevard (2004).

Te rigoureus
Muren, torens, poorten, wallen, bastions en grachten waren verdwenen. Sommige notabele Venlonaren begonnen te twijfelen of men niet te rigoureus te werk was gegaan. In tegenstelling tot veel andere steden waren er ook nauwelijks foto’s gemaakt van de voormalige vestingwerken. Alleen een klein deel van De Luif is nog zichtbaar voor het grote publiek. Een ander deel van de voormalige stadsmuur bevindt zich in de tuin van het Klooster Mariaweide, maar is daar voor weinigen zichtbaar. Slechts bij opgravingen, zoals eerder deze eeuw bij de bouw van de Maasboulevard, worden nog oude resten onder de grond gevonden. De vestingwerken behoren tot het DNA van Venlo, alleen was er toen dat besef niet. Zoals ook in de moderne tijd te vaak de sloophamer is gehanteerd waar dit niet nodig was en later spijt werd betuigd. Het verleden vertelt het verhaal van Venlo.

Maatschappelijke, sociale en bedrijfseconomische ontwikkelingen
Door de uitbreiding buiten de stadsmuren kreeg de stad meer aanzien. De ontwikkelingen verliepen in rap tempo. Venlo groeide mee met de ontwikkelingen van de moderne tijd. Zo nam het bevolkingsaantal toe, omdat veel mensen uit de omliggende dorpen naar de stad trokken voor werk. Door de industrialisatie was er in de stad meer kans op positieve economische ontwikkelingen. Andere maatschappelijke, sociale en bedrijfseconomische ontwikkelingen die plaatsvonden in de laatste decennia van de negentiende eeuw bewijzen dat. Zo werd Jocus nieuw leven ingeblazen en organiseerde samen met De Wannevleegers weer grote optochten tijdens de Vastelaovend. Bekende Venlose familiebedrijven ontstonden. Denk aan verfhandel Bartels (1877), herenmodezaak Lina (1878), ’t Soete Huis van de familie Lamberts (1892) en juwelier Nellissen (ook 1892). De bouw van de Mostartschool begon (1880), maar ook van de eerste Nederlandse gloeilampenfabriek (Pope) en in 1894 startte Lodewijk van der Grinten met zijn boterkleurselfabriek. Maar er was meer. Straten kregen naambordjes, de eerste auto deed Venlo aan (1893), er was de aanleg van straatgaslantaarns (1898), het stadhuis werd voorzien van een nieuwe gevel en de eerste brievenbussen kregen een plek in de binnenstad (1899).

Een belangrijke ontwikkeling was de aanleg van het Villapark op de plek waar voorheen het Fort van Ginkel had gestaan. Architect Johannes Kayser ontwikkelde een plan voor 32 verschillende villa’s. Venlo kreeg zijn gewenste grandeur. De bouw van de Rijks HBS, de Broedersschool en het Kantongerecht vormden tevens het bewijs dat de voormalige vestingstad het vizier op de toekomst kon richten. De ontmanteling van het plan Van Gendt was in 1900 gereed.

Bekijk ons magazine

Blader door onze artikelen in Venlovanbinnenstad