Ondanks de coronacrisis is de leegstand in de Venlose binnenstad gedaald naar onder de 10 procent (9,7 procent op het meetmoment). Dat blijkt uit onderzoek en bijbehorend rapport van de Venlose rekenkamer. Er zijn ook enkele kanttekeningen: het college zou de raad efficiënter moeten informeren over ontwikkelingen op dit vlak, de gemeenteraad aan de andere kant mag zich wat actiever opstellen.
Tekst: Jac Buchholz | Beeld: archief VenloVanbinnen
Dat de winkelleegstand in de Venlose binnenstad in de vorige coalitieperiode is gedaald schrijft de rekenkamer voor een deel toe aan de voortvarende aanpak van de gemeente, maar andere factoren hebben daar eveneens een rol in gespeeld. Voorzitter Klaartje Peters van de Venlose rekenkamer merkt op dat het niet zozeer de gemeente Venlo is die over het winkelbeleid in de binnenstad gaat. “De gemeente speelt er een rol in, maar het is natuurlijk vooral een zaak van marktpartijen.” Peters erkent dat hoewel het onderwerp van het onderzoek actueel is, de bevindingen dat – deels – niet meer helemaal zullen zijn. “De cijfers zijn van eerder dit jaar, toen het onderzoek werd afgerond. Die kunnen achterhaald zijn, al verwacht ik niet dat er grote verschillen zullen zijn.”
Zwakke plekken
Ze geeft aan dat optimisme de boventoon voerde tijdens de gesprekken met partijen als gemeente, vastgoedeigenaren en winkeliers, maar dat er tevens zorgen zijn. “Het Venlose winkelcentrum heeft een aantal zwakke plekken zoals de zuidelijke binnenstad en de as Lomstraat/Vleesstraat. Verder is er sprake van een kwakkelend consumentenvertrouwen, mede door de huidige omstandigheden.” In het rapport wordt tevens gewezen op de grote afhankelijkheid van de Duitse kooptoerist en het forse risico als die in grote getale zou wegblijven. Dat is niet op concrete informatie gebaseerd, zegt Peters. “Het is bekend dat de Venlose binnenstad al decennialang voor een belangrijk deel afhankelijk is van de Duitse consument. Er is geen directe aanleiding te denken dat die opeens weg zal blijven. Maar het risico is toch benoemd omdat een dergelijke ontwikkeling een grote impact op de stad zou hebben.”
Actieve rol
In het rapport wordt ingegaan op wat de gemeente in het tegengaan van de winkelleegstand wel en niet kan. De conclusie is dat de gemeente een actieve rol pakt, maar dat er ruimte is voor verbetering. Peters: “De gemeente stelt bijvoorbeeld een aantal instrumenten ter beschikking, zoals het Transformatiefonds, bedoeld om de verbouwing van een pand te stimuleren. Om het aantrekkelijker als winkelpand te maken of te transformeren naar een andere bestemming. Het plan Binnenstad 2030 – dat in het onderzoek is meegenomen – zorgt eveneens voor positiviteit. Zeker omdat gemeente, vastgoedeigenaren en winkeliers daarin samen optrekken.”
Betere communicatie
Dan wijst ze op de verbeterpunten. Zo zou de gemeente haar rol wat het winkelgebied betreft wat duidelijker richting andere partijen mogen formuleren. Verder dient de binnenstadorganisatie beter te worden ingericht. “Daarin zijn diverse partijen actief. Zoals gezegd ondersteunt de gemeente, maar is de hoofdrol voor de private partijen en die mogen er ook op worden aangesproken.” Ten derde, zegt ze, moet de Venlose gemeenteraad beter worden geïnformeerd over ontwikkelingen in de Venlose binnenstad. “Dat gebeurt nu ook, maar te weinig gestructureerd. De raad daarentegen mag zich wat dat betreft best wat actiever opstellen en meer informatie vragen als iets niet duidelijk is. Kortom, een betere communicatie tussen raad en college.”
Spiegel
Verantwoordelijk wethouder Erwin Boom zegt dat hij blij is met het onderzoek van de rekenkamer. “Je krijgt zo als college op een onafhankelijke manier de spiegel voorgehouden. Dat is leerzaam.” De uitkomst van het rapport dat de gemeente Venlo wat het winkelbeleid betreft op de goede weg is, stemt hem tevreden. De verbeterpunten neemt hij graag ter harte. “We zijn van mening dat we de raad al veel informeren, maar dat moet dus blijkbaar efficiënter. Daarnaast hebben we een aantal instrumenten die we breder zouden kunnen inzetten. Verder blijven we vasthouden aan onze actieve rol op dit vlak. We zien natuurlijk, net als de rekenkamer, enkele knelpunten in de binnenstad. Daarover gaan we in gesprek met betrokkenen zoals vastgoedeigenaren. Maar als we merken dat zaken niet van de grond komen, zullen we nog nadrukkelijker ingrijpen, tot aan het verwerven van vastgoed toe. Maar dat is echt niet het eerste middel dat we inzetten.”
Breed ondersteunen
Het zijn vooral de marktpartijen die het moeten doen, zegt Boom, en de gemeente wil daar waar het mogelijk is breed ondersteuning bieden. “Wat dat betreft is de samenwerking goed, mede dankzij het gegeven dat we samen optrekken in het Plan binnenstad 2030. We zitten met zo’n 60 procent van de, vaak lokale, vastgoedeigenaren aan tafel om te overleggen over hoe we dingen kunnen verbeteren. De overige 40 procent zijn veelal internationale beleggers; met een deel gaat de communicatie wat moeizamer. Overigens wil ik wel opmerken dat we wat de binnenstad betreft niet alleen naar winkelpanden kijken. Een goed voorbeeld van een kwaliteitsimpuls is het opknappen en transformeren geweest van de gebouwen waarin nu de HAS en Universiteit Maastricht gevestigd zijn.” En dan tot slot: “We zijn op de goede weg, dat bevestigt het rapport, maar er is ruimte voor verbetering en daar gaan we mee aan de slag.”